zondag 19 augustus 2012

Gezellig

We waren op een picknick en hadden het over de dood.
Iemand zei dat hij graag zou willen weten wanneer hij dood zou gaan, dan zou hij bijtijds zijn spaargeld opmaken. Het leek hem zonde als hij bij zijn overlijden nog een volle bankrekening had. Maar nu zijn spaargeld al opmaken vond hij nog veel meer zonde. Dan moest hij dat straks weer helemaal gaan opbouwen. En het was al geen makkelijke tijd.
We openden de fles Lambrusco en bespraken wat de beste manier was om zelfmoord te plegen. Een eetlepel nootmuskaat, zei ik, want dat had ik eens ergens gelezen.
Niemand geloofde het.
Een plastic zak met een elastiek over je hoofd, en je duim ertussen, zei ik.
Dat geloofden ze dan weer wel.
Wat je in elk geval niet moest doen, zei iemand, is een doosje paracetamol leegeten.
Nee, zei ik, want daar zit een braakmiddel in. Dat doen ze met opzet. Je kunt het wel doen, maar dan moet je er een antibraakmiddel bij innemen.
Vraag me niet hoe ik al die dingen weet.
Dan nog zou ik het niet aanraden, zei de ander. De paracetamol verwoest je lever. Je gaat wel dood, maar je doet er dágen over. Je sterft héél langzaam en héél pijnlijk.
Daar waren we even stil van, ieder voor zich nadenkend hoe een heel langzame en heel pijnlijke dood moest voelen.
Er liep een konijntje over het veld, vlak langs ons. Niet huppelend, maar lopend, op klaarlichte dag.
Die is niet goed, zei iemand, anders had hij wel sneller gehold.
Nee, die maakt het niet lang meer, zei een ander.
We keken naar het konijn. Toen namen we nog een hap pastasalade, een stuk brood, een paar olijven.
Nu is het lekker hè, zeiden we. Met dat windje, in de schaduw.
Ja, nu was het lekker.