woensdag 18 juli 2012

Vet

Alles in de kamer is wit of blauw. De tafel, de behandelstoel, de handdoeken, haar uniform, de latex handschoenen. Zelfs de gel die ze gebruikt is blauw. De deur is opmerkelijk hoog. Ik wil er iets over zeggen, maar weet niet of het in het Engels high, tall of big is.
Ik lig in mijn onderbroek en bh in de stoel. De vrouw beweegt het apparaat over mijn dijen. Ze heeft me al gevraagd waar ik woon, wat voor werk ik doe, of ik kinderen heb en of het pijn doet. Dan is het mijn beurt. Ik wil vragen waar ze vandaan komt, maar op een of andere manier komt de vraag me voor als onbeleefd.
‘Kom je uit Nederland?’ vraag ik tenslotte maar.
Ze lacht, de kleine Aziatische vrouw die perfect Engels spreekt. Ze lacht de hele tijd.
Ze komt uit de Filippijnen. Ik vraag of ze hier al lang is. Zeven maanden. Hoeveel ze werkt. Zes dagen per week. Op de zevende dag zit ze thuis in haar flatje in Diemen en skypt ze met haar familie in de Filippijnen. Ze is de oudste, ze heeft vijf broers en zussen. Haar vader werkt al 27 jaar voor de overheid. Hij verdient 270 euro per maand.
Ik voel me met de minuut dikker en witter worden. 400 euro kost mijn behandeling. Anderhalf keer het maandsalaris van haar vader.
Ze zet het ultrasoundapparaat op mijn dijen. Schrille pieptonen dansen door mijn hoofd. Ik ben de enige die het hoort, de tonen zitten in me, niet daarbuiten. Ze zoeken een uitweg, zegt ze, ze kaatsen tegen mijn botten, dat is het geluid dat ik hoor. Zij hoort het niet.
Op de Filippijnen was ze verpleegster in een ziekenhuisje voor de armen.
Ik vraag of hier wel eens mannen komen.
'Soms,’ zegt ze, ‘voor hun beerbelly. Of hun boobies.’
Ik lach en voel mijn vet trillen.