vrijdag 22 juni 2012

Thuis

Bijna alle vragen die beginnen met ‘waar was je toen…’ kan ik beantwoorden met: thuis. De moord op Fortuyn, de moord op Theo van Gogh, het ongeluk van Lady Di, 9-11: thuis. Ik ben graag thuis. Er is maar één ding fijner dan thuiszijn, dat is thuiskomen. Thuis bestaat bij de gratie van weg.

Als het warm is, zoals nu, moet je niet thuiszitten. Dan moet je naar buiten. Mensen vinden je zielig als je binnenblijft, vooral mensen die voor hun werk binnen moeten zitten. ‘Jij kunt lekker naar buiten,’ zeggen ze dan, ‘met je laptop op een terrasje.’ Ik zeg dat ik geen laptop heb.
‘Of met een uitdraai in het zonnetje gaan zitten. Heerlijk, ik zou het wel weten.’
Zij zouden het wel weten, maar ik wil niet naar buiten, buiten heerst de onrust. Ik wil binnen zitten, achter mijn computer, in mijn cockpit, nergens anders. Ook als er niks te werken valt. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat naar mijn vertrouwde beeldscherm staren. In het rustgevende licht.
Een computer is ook een soort thuis, eentje waar ik feilloos de weg ken. Daarom koop ik meestal pas een nieuwe als de oude op sterven na dood is. Werken op een nieuwe computer is als wennen in een nieuw huis, in een andere buurt. Als naar buiten moeten in een andere buurt zonder ooit terug naar huis te kunnen. De hel.