vrijdag 29 juni 2012

Hè hè

Ik lag in het park tussen de konijntjes. Opeens vond ik het mooi geweest met binnenzitten en tikken. 'Je moet er maar niet te veel op letten,' zei ik, 'maar ik ga waarschijnlijk de hele tijd hè hè zeggen. Dat gaat vanzelf.'
We ontkurkten de fles wijn, besmeerden een broodje.
'Hè hè,' verzuchtte ik, 'hier was ik even aan toe.'
De zon scheen. Er was geen kip in het park. Vier eenden op rij stonden naar ons te kijken.
'Hè hè,' zei ik.
We gingen languit liggen en keken naar de konijntjes die door het gras huppelden. Er vielen drie spatjes, maar het noodweer dat was voorspeld bleef uit. De zon ging onder, vogels begonnen te zingen. Ik zei: 'Fiewiet.'
Toen het donker was zochten we met behulp van een fietslampje onze spullen bij elkaar.
'Hè hè,' zei ik, 'dat was relaxed.'
Om half 1 's nachts reed ik de binnenstad weer in. Bij het Waterlooplein was een auto op een tram gebotst. En even verderop was een woonboot ontploft. Maar ik lag in het gras en had niks gemerkt.