donderdag 17 mei 2012

Rood

Het was donker en het motregende en we stonden voor het stoplicht. Eerst met z’n drieën, toen met z’n vijven, later met nog meer.
Ik had lesgegeven, was moe, wilde naar huis. Maar het stoplicht stond op rood. Al heel lang. De auto’s rechts van ons hadden al gemogen, de auto’s links van ons en de auto’s tegenover ons. En wij mochten maar niet. De tikker op het voetgangersstoplicht tikte de seconden weg.
‘Ja, er moet natuurlijk wel iemand op die knop drukken,’ mompelde een vrouw, alsof ze het tegen niemand had.
‘Ik heb gedrukt,’ zei ik, ‘vijf minuten geleden al.’
Ze wierp een blik mijn kant op, boos of beschaamd, dat kon ik er zo snel niet uit opmaken.
Inmiddels begonnen de auto’s tegenover ons weer te rijden. ‘Alwéér?’ mompelde de vrouw. Ditmaal bleef ze strak voor zich uit kijken.
Tegenover ons kwamen de auto’s langzaam tot stilstand. Toen begonnen die van rechts weer te rijden. Niemand zei iets.
Opeens maakte iemand zich los van de groep. Hij stak zonder iets te zeggen over. We aarzelden geen moment en liepen er haastig achteraan, dicht bij elkaar, als een klont.
Toen we bijna aan de overkant waren, sprong het voetgangerslicht op groen.
‘Ha,’ zei ik.
Niemand reageerde. We verspreidden ons, alsof we elkaar nooit eerder hadden gezien.