zondag 13 mei 2012

Boek

De buurman leest mijn boek. De buurman is Marokkaans. Hij runt al dertig jaar de patatzaak waar ik boven woon. Jarenlang heeft hij gevraagd: hoe gaat het met je boek? En dan zei ik: goed. Of: niet goed. Het was maar net hoe het ging. En op een gegeven moment zei ik: het is er.
Omdat hij het graag wilde hebben, gaf ik hem een exemplaar. Ik deed er ook een poster bij. Van dat laatste had ik meteen spijt. Straks hing hij hem op, naast de recensie van Johannes van Dam en de bespreking uit Lonely Planet. Maar dat heeft hij tot nu toe niet gedaan.
Vandaag schoot hij me aan. ‘Ik ben al op de helft,’ zei hij.
‘O!’ zei ik, ‘wat leuk.’
‘De Marokkaanse namen kloppen echt, hè. Samira, Aïscha, Fatma, dat zijn echte namen. Maar die andere namen…’
‘De Nederlandse namen?’
‘Ja. Die heb ik nog nooit gehoord.’
‘Nee, ze komen niet veel voor.’
‘Ik denk steeds, is het nou een man of een vrouw? Dat is niet goed.’
‘O. Maar vind je het wel een spannend boek?’
‘Nee, niet echt spannend. Maar ik ben pas op de helft. Misschien wordt het nog spannend.’
‘Ja, het wordt nog wel spannend. Tenminste, dat hoop ik.’
‘Het is wel makkelijk geschreven,’ zei hij. ‘Er staan geen moeilijke woorden in.’ Hij dacht even na. ‘Het is geen boek voor intellectuelen, maar voor iedereen.’
‘Ja,’ zei ik, ‘het is voor iedereen.’