vrijdag 20 april 2012

Goed doel

Haar jasje was afgezet met glitter, en haar goud was groot en opzichtig, toch maakte ze geen ordinaire indruk. De mannen met wie ze praatte leken ontzag voor haar te hebben. Haar in elk geval serieus te nemen.
‘Ze is rijk geworden met een botox-achtige uitvinding uit Amerika die ze hier in Nederland heeft geïntroduceerd,’ zei ik.
‘Denk je?’ zei degene met wie ik was, ‘ik had haar ingeschat als de directeur van Randstad of zoiets.’
We waren op een benefietlunch. Ik was meegevraagd door mijn uitgever. Die had een halve tafel gekocht. Ik hou van begrippen die iets anders betekenen dan wat ik gewend ben. Omdat ze meestal te maken hebben met werelden waar ik nooit kon. Een halve tafel. Ik bevond me in de wereld waar mensen dingen zeggen als: ‘Geld maakt niet gelukkig. Maar het helpt wel.’ En dan grijnzend het glas heffen.

We hadden ons laten toezingen door Guus Meeuwis, gelachen om Youp van het Hek, voor ons laten koken door een topkok met twee Michelinsterren, en dat allemaal voor een goed doel.
Toen begon de veiling. ‘Een voorstelling van Huub Stapel bij je op kantoor, of thuis in de huiskamer,’ zei veilingmeester Youp van het Hek, ‘we beginnen bij 12.500 euro, wie biedt er meer?’
Ik dacht aan Huub Stapel in mijn huiskamer. Hoe hij onderaan de trap zou verschijnen. ‘Kon je het vinden? Ja, de trap is erg smal. Oeps, kijk uit voor je hoofd. Koffie?’ En dat hij dan na de koffie op zou staan, zijn keel zou schrapen. ‘Nou, zal ik dan maar beginnen?’ Hij zou een paar stappen naar achteren doen (bijna struikelen over de kat) en met zijn rug tegen het aanrecht de monoloog opvoeren, terwijl ik vanaf de bank, een tikje ongemakkelijk, zou toekijken. Misschien had ik na de eerste akte voorzichtig voorgesteld om te stoppen. 'We kunnen ook naar de kroeg of zo.' Maar waarschijnlijk had ik dat niet gedurfd.
Aan de tafel achter ons begonnen drie caroteenbruine vrouwen met beige lipstick te juichen. Ze hadden de zwemclinic van Pieter van den Hoogenband binnengesleept. Voor 46.000 euro.
Ik had net verteld dat ik op het moment leef van een beurs van het Letterenfonds. Dat het geen vette beurs is, maar dat als ik heel zuinig leef, ik er wel een half jaar mee kan doen. En hoe luxueus dat voelt, fulltime te kunnen schrijven.
Aan een andere tafel bood iemand een houten fiets aan, spontaan. Startbod vijfduizend euro. Wat sneu, dacht ik, een houten fiets, daar biedt natuurlijk niemand op. Op dat moment viel het eerste bod, en toen het tweede. Het totaalbedrag van de veiling verscheen op het scherm. Er was door de aanwezigen meer dan 200.000 (twee-hon-derd-dui-zend) euro uitgegeven.
We applaudisseerden.

Tijdens de koffie in de andere ruimte, schaalden we een vrouw in die voor ons stond. Ze droeg cowboyboots en had een kort no-nonsenskapsel.
‘Niet iets hoogs.’
‘Nee. Secretaresse. Of hoe heet dat, accountmanager.’
Een man liep met uitgestoken arm op haar af om haar te begroeten. Toen hij bij haar was, gleed zijn hand over haar bil.
Secretaresse.