maandag 9 april 2012

Fles

Eerst was er taart en koffie, daarna werden de flessen tevoorschijn gehaald. Sherry, port, jenever, advocaat, iedereen dronk wat anders. Het was een gewoonte geworden om tijdens verjaardagen de flessen op de vloer te laten staan, bij de stoelpoot van degene die ervan dronk. Dat voorkwam eindeloos opstaan en heen en weer lopen.
Mijn opa dronk citroenbrandewijn. Elk jaar voor zijn verjaardag kreeg hij van ons een fles. Blijkbaar wisten we niet wat we hem anders moesten geven. (Mijn oma, die niet dronk, kreeg elk jaar een fles handlotion.) Maar meestal was een van ons jarig.
Op tafel stond een schaal pinda’s en een glaasje met menthol sigaretten, er verschenen cocktailprikkers met blokjes kaas en bolletje gember erop, en voor de kinderen waren er Pretletters en Fuifnummers. Kortom, het was een dolle boel.
Mijn oma had het altijd eerder door dan wij. Dan pakte ze stilletjes de fles citroenbrandewijn op en liep ermee naar de keuken. Even later stond mijn opa op om terug te keren met de fles. Als hij zijn glas had bijgevuld zette hij de fles weer bij zijn stoelpoot. Op een onbewaakt ogenblik pakte mijn oma hem dan weer op en liep ermee naar de gang, de kapstok, de wc. Als mijn opa zijn glas leeg had stond hij weer op. Dat ging zo een paar keer door, maar uiteindelijk kwam er altijd een moment dat hij met lege handen terugkeerde. Dan liet mijn oma hem nog een poosje zitten ten tenslotte zei ze: ‘Kom vader, we moeten gaan.’
Weken, soms maanden later, als we de verjaardag allang waren vergeten en er alweer een of twee verjaardagen op waren gevolgd, konden we nog wel eens een fles citroenbrandewijn vinden achter het aquarium of de toiletpot, in een plantenbak of de mouw van een winterjas. Soms vonden we er zelfs twee.