vrijdag 6 april 2012

Roken

Ik liep naar huis en had trek om te roken. Ik rook al heel lang niet meer. Niet echt, bedoel ik. Ik rook soms nog een sigaret, op een borrel of een feestje. Eentje. Van meer krijg ik koppijn. Wat volgens mij aantoont dat ik geen echte roker meer ben. Want echte rokers krijgen geen koppijn van sigaretten.

Roken is een van de lekkerste dingen die ik ken. Er is niks zo troostend als een sigaret. Niks zo ontspannend.
De meeste rokers beginnen volgens mij in hun puberteit met roken. Ik niet. Ik zou honderd gulden krijgen van mijn ouders als ik tot mijn achttiende niet rookte. En nog eens honderd gulden als ik tot mijn achttiende geen gaatjes in mijn tanden had. Op mijn zeventiende ging ik het huis uit, niet rokend en zonder gaatjes, maar het geld heb ik nooit gehad. Dat demotiveert, dus op mijn negentiende stak ik mijn eerste sigaret op. Ik paste op een huis in de Jordaan, een prachtig huis. De bewoners waren twee maanden naar Amerika. Ze rookten, maar blijkbaar niet in Amerika. Achter de spiegel op de schouw vond ik een pakje Peter Stuyvesand. Ik schudde er een sigaret uit en ging ermee voor de spiegel staan. Het stond echt heel gaaf. Ik stak de sigaret aan, dat stond nog gaver. Mijn eerste sigaret rookte ik staand voor de spiegel.

In de daaropvolgende dagen rookte ik het pakje leeg, deels voor de spiegel, deels elders in huis. Toen het pakje leeg was kocht ik een nieuw pakje. Peter Stuyvesand. Dat werd mijn merk.

Na een paar jaar stopte ik met roken. Ik rookte acht, negen, misschien wel tien jaar niet. Toen zat ik op een avond met een vriendin in de kroeg (waar je toen nog gewoon mocht roken). Zij stak een sigaret op en ik vroeg er ook een. Gewoon, omdat het er zo mooi uitzag. Ze rookte Barclay. Dat werd toen mijn nieuwe merk. Maar na een poosje stopte ik weer, en dat is nu toch zeker zeven jaar geleden. Toch kan ik nog steeds terug verlangen naar een sigaret. Niet zomaar een sigaret, maar die ene aan het einde van de dag, bij een glas wijn. Of die na het eten. Alle sigaretten daartussen kunnen me gestolen worden. Dat was toen eigenlijk al zo, toen ik nog echt rookte. Je rookt omdat je verslaafd bent, niet omdat je het zo lekker vindt.

Mijn eerste gaatje had ik trouwens pas op mijn vierentwintigste.