vrijdag 2 maart 2012

Wet van de remmende voorsprong

Ik had wekenlang lopen opscheppen. O, het ging zo goed. 43.000 woorden had ik al, plus alles eromheen dat nog geen plaats had. Nog niet uitgewerkt was. Maar verder, kwestie van nog een paar maandjes, dan had ik een eerste versie af. Het wordt mijn beste boek, zei ik, het ultieme boek. Mijn magnum opus. Dit is het boek wat ik nog moest schrijven, en dit is het moment. Het had niet eerder gekund en het kan ook niet langer wachten. Het moet nu, en weet je wat? Het gaat vanzelf. Echt, dit boek schrijft zichzelf.

Zo sprak ik erover. Grote woorden. Ik werkte als een bezetene, kon niet stoppen met tikken. Ik ging door tot mijn hele lichaam pijn deed. Dan leidde ik mijn spieren om de tuin met een lesje yoga en begon opnieuw.

Toen sloeg de migraine toe. En toen de migraine over was schoot er iets in mijn rug, en omdat ik niet sliep door de rugpijn, kreeg ik opnieuw migraine en toen ik van alles hersteld was en weer aan de slag kon ging het niet meer.

Het ging niet meer. Ik opende het document met de 43.000 woorden en ook de documenten met alles dat eromheen zat en nog een plaats had gekregen. Ik scrollde naar beneden, weer naar boven, naar beneden, naar boven, beneden, boven. Wat doe ik eigenlijk, dacht ik, waar ben ik in godsnaam mee bezig? Ik las de stukken waar ik zo trots op was geweest en dacht: pf en jezus en tjonge jonge, kan ik nou écht niet beter? En ik besloot de vriezer te gaan ontdooien. Daarna nam ik weer plaats aan mijn bureau. Ik verplaatste een zin. Zette hem weer terug. Voelde paniek. (Doe dat nou niet! Straks verpest je het!) En ging naar de Hema, want er is altijd wel iets dat je nodig hebt van de Hema. Toen ik terugkwam maakte ik een print, las drie pagina’s, streepte twee woorden door en besloot dat ik beter de ramen kon gaan lappen. Ik zou die avond wel een nieuwe poging doen, als het donker en stil was en de winkels gesloten waren.
Maar ‘s avonds oogde mijn tekst nog vreemder dan overdag en wist ik helemaal niet wat ik ermee moest. Ik staarde naar mijn eigen boeken in de kast. Hoe deed ik dat toen eigenlijk?

Zo gaat het nu al dagen. Ergens diep van binnen klinkt nog een echo van de overtuiging dat ik een briljant boek aan het schrijven ben. Daar klamp ik me aan vast. Met tien vingers en uitgezette nagels.