donderdag 15 maart 2012

Boekenbal

Voorafgaand aan het bal was er een borrel bij de uitgeverij. Op het moment van vertrek moesten er nog snel panty’s worden verwisseld, lippen worden gestift, blazen worden geleegd. Iedereen stoof een andere kant op. De wc die ik uitkoos was bezet. Voor de deur stond de vrouw van een Heel Bekende Nederlander. De Heel Bekende Nederlander zelf zat op de wc. Hij zat daar heel lang. De vrouw en ik raakten aan de praat. Ze was heel aardig. Ik moest denken aan wat een Medewerker van de uitgeverij net had verteld, dat hij eens aan zijn bureau zat toen de Allerbekendste Schrijver achter kwam staan en iets zei als: ‘Is dat nou een goeie computer?’ Just making conversation. Gewoon aardig. Maar de Medewerker wist niet wat hij moest zeggen. Ja, goeie computer. En wat zeg je verder tegen de Allerbekendste Schrijver?

Op dat moment kwam de Heel Bekende Nederlander van het toilet. Met een rood hoofd. Er volgde een heel typisch gesprekje. Dat ik hier niet zal herhalen. Zo begon de avond, met een vreemde anekdote, en ik dacht: er komen waarschijnlijk nog veel meer vreemde anekdotes bij, als ik vannacht in bed kruip zal mijn hoofd gonzen van de vreemde anekdotes. Maar als ik de volgende dag, of de dag daarop, een blogje wil schrijven over het bal, zal ik geen van die anekdotes kunnen gebruiken. Want dat is de regel, sommige dingen vertel je niet door. En dat maakt dit natuurlijk een stukje van niks. Maar ook stukjes van niks willen soms worden geschreven.