zondag 19 februari 2012

Herdenking

Ze zat schuin achter de piano, voor de kijkers rechts. Ik dacht eerst dat ze een hoed op had, of een pruik, maar toen ik beter keek zag ik dat het haar kapsel was. Misschien had ze gedacht: ik draag mijn haar voor de gelegenheid een beetje afro-american.
Ze was de enige blanke en de enige die zwart droeg, rondom haar was iedereen gekleed in het wit. Maar ze liet zich niet kennen. Toen Bobby Brown was verschenen met een entourage van negen personen waar niet op was gerekend, bleef zij zitten waar ze zat. Ze piekerde er niet over om haar plaats af te staan, ze had er net zoveel recht op om hier te zijn als een ieder ander. Dat ze pal in beeld zou komen tijdens de live uitzending, daar had ze niet op gerekend. Maar ze paste zich razendsnel aan. Toen Alicia Keys zong: ‘She was an angel,’ knikte ze driftig van ja, dat was ze, en toen Keys daaraan toevoegde: ‘We will never forget you,’ schudde ze haar hoofd. Toen Stevie Wonder achter de piano plaatsnam en Love is in Need of Love Today inzette, een nummer uit haar jeugd waar ze misschien op had gedanst in Studio 54, of waar ze dan ook danste in die dagen, en iedereen om haar heen overeind kwam, kon ze niet blijven zitten. Er was alleen één probleem: waar liet ze haar handen? Ze hingen daar als twee dode vogels onderaan haar armen, je kon zien dat ze ze liever had thuisgelaten. Recht voor haar werd iemand uit het publiek weggeleid door een verpleegster met een wit kapje op, en op dat moment vonden haar handen elkaar, op kruishoogte, meer bij toeval dan met voorbedachte rade, leek het. Even klapte ze mee, toen stak ze haar handen snel in de zakken van haar jasje.
Ze deed haar stinkende best, dat moest ik haar nageven. Maar zwart zou ze nooit worden, dat wist ze zelf ook.