maandag 26 december 2011

Te rood, te kort, te bloot

Tijdens de eerste kerst bij de familie van mijn nieuwe liefde zakte ik door de wc-bril. Het gebeurde tussen het hoofd- en het nagerecht. De hele familie plus aanhang had zich verzameld in het huis van mijn nieuwe schoonmoeder. Ik was weken zenuwachtig geweest voor dit moment. Omdat de familie van mijn nieuwe liefde zo ver weg woonde zouden we drie dagen blijven. Me een halve dag van mijn beste kant laten zien zou nog wel lukken, maar drie dagen?

We arriveerden op eerste kerstdag, in de middag. De rest van de familie was er al. Ik droeg een rood jurkje met een zwarte doorkijkblouse en een zwarte panty met kleine rode hartjes erop. Thuis voor de spiegel was ik erg tevreden geweest over die keuze, maar hier, tussen mijn nieuwe schoonfamilie zag ik meteen wat er niet aan deugde. Te rood, te kort, te bloot. En het maakte me ook nog eens heel dik.

Tijdens het voorgerecht zei ik nee tegen een tweede portie en tijdens het hoofdgerecht schepte ik niet teveel op. Ik wilde niet dat ze na afloop tegen elkaar zouden zeggen: logisch dat ze zo dik is, zoveel als die eet.

Na het hoofdgerecht ging ik naar de wc. Dat had zonet iemand anders ook gedaan, dus ik wist dat dit niet als onbeleefd werd beschouwd. Toen ik naar het wc-papier reikte voelde ik een klein, venijnig kneepje in mijn bil. Ik kwam overeind en zag dat de wc-bril was gebarsten. Ik wist zeker dat die barst er daarvoor nog niet had gezeten. Ik had hem veroorzaakt, met mijn dikke kont.
Een wanhopig gevoel overviel me. Tot nu toe was alles zo goed gegaan. Ik had geïnteresseerde vragen gesteld, helpen afruimen, niet te hard gelachen, niet te veel gedronken, en ik kon zien dat ze me hadden vergeven dat ik een veel te korte, veel te rode, veel te blote en bovendien dikmakende jurk aan had. Maar toen brak ik hun bril.
Ik bleef zitten, me afvragend wat ik moest doen. Het meteen opbiechten? Het verzwijgen? Nee, ik moest het zeggen. Maar toen ik terugkwam in de kamer werd net de monchoutaart op tafel gezet. Dit leek me niet het juiste moment om over een kapotte wc-bril te beginnen. Daarna vertelde iemand een lang verhaal over een familielid met kanker, en ook dat leek me geen goed moment.
Toen stond een zwager op om naar de wc te gaan. Ik wist dat ik het nu moest zeggen. Maar ik zei niks.
Toen de zwager terugkwam zei hij: ‘Ma, je wc-bril is gebroken, is dat allang zo?’
Ma keek hem geschrokken aan. ‘Gebroken? Wat bedoel je, gebroken?’
‘Er zit een barst in, dwars over de bril. Hij breekt zo in tweeën.’
Ma luisterde verschrikt. ‘Weten jullie daar iets van?’ Ze keek de tafel rond. Iedereen schudde zijn hoofd. Ook ik. Ik kon nu moeilijk nog zeggen: O ja, dat was ik, ik ben door uw bril gezakt.
Toen zei de vrouw van de zwager: ‘Je bent er gewoon doorheen gezakt met je dikke kont.’
‘Welnee,’ zei de zwager, ‘dan had ik dat toch wel gemerkt?’
Maar nu riep iedereen lachend: ‘Ja, je bent er gewoon doorheen gezakt, haha, jaaa!’ En ook ik ging van, ‘Jaha, echt wel!’
De hele avond bleven we hem ermee pesten. Pas toen iedereen naar huis was, behalve mijn vriend en ik, zei mijn nieuwe schoonmoeder: ‘Het was anders best een dure bril.’