zondag 4 december 2011

Drol

Halverwege de jaren tachtig sloot ik me aan bij de Anti Apartheidsbeweging. Ik was 18 en had op tv beelden gezien van rellen in Zuid-Afrika. De volgende dag had ik de telefoon opgepakt en de Anti Apartheidsbeweging gebeld. ‘Ik wil wat doen,’ zei ik, vol jeugdig idealisme.
‘O, eh, kom maar langs dan,’ zeiden ze tegen me.
Eerst wisten ze niet zo goed wat ze met me aanmoesten. Toen besloten ze dat ik samen met een ander meisje de jongerenafdeling kon gaan vormen.
Binnen no time liep de jongerenafdeling als een trein. We gaven interviews aan jongerenbladen en bedachten een actie tegen Holland International, die reizen organiseerde naar Zuid-Afrika, wat in die tijd echt niet kon. Maanden van voorbereiding gingen er aan die actie vooraf. Vlak voordat we hem wilden gaan uitvoeren, maakte Holland International bekend te stoppen met reizen naar Zuid-Afrika. Daar waren we uiteraard alleen maar blij mee. Een vrij Zuid-Afrika, daar werkten we naar toe. We deden mee aan een radioproject waarin een dag lang werd gedaan alsof het één jaar na de bevrijding was. Ik speelde dat ik een school bezocht in het vrije Zuid-Afrika. ‘Ze moeten er hier op deze school nog wel een beetje aan wennen,’ vertelde ik, ‘laatst had een zwarte jongen een heel hoog cijfer gehaald, en toen keken de witte leerlingen toch wel raar op.’ Want zo zag ik het voor me, een bevrijd Zuid-Afrika.
Ik dacht dat iedereen hoopte dat Zuid-Afrika ooit bevrijd zou worden. Ik kon me niet voorstellen dat er mensen bestonden die voor apartheid waren. Tot ik mijn oma vertelde dat ik bij de anti apartheidsbeweging zat.
‘Hè bah,’ zei ze, en ze keek alsof ze net in een drol was gestapt.