zaterdag 26 november 2011

Geschikt/ Ongeschikt

Ik denk vaak dat ik niet geschikt ben voor mensen. Waar ik dan wel voor geschikt ben weet ik niet. Voor alleen zijn, misschien. Ik ben graag alleen, ik kan erg genieten van alleen dingen doen. Maar dat alleen zijn moet niet te lang duren, anders ga ik gesprekken aanknopen met mensen bij de tramhalte. De caissière net iets te lang aan de praat houden. De daklozenkrantverkoper. Dan moet ik weer mensen zien. Gelukkig zijn er altijd feestjes en borrels. Maar als ik te vaak en te veel mensen zie krijg ik het gevoel dat ik vervaag. Ik ga op in anderen, ik pas me aan en zeg maar wat. Soms kom ik ’s avonds thuis en denk: wie was ik vanavond eigenlijk? Namens wie sprak ik? Dan weet ik dat het weer tijd is voor een paar avonden alleen.
Ik denk wel eens dat andere mensen van nature met mensen kunnen omgaan terwijl ik het heb moeten leren. Ik ben er redelijk goed in inmiddels, velen zullen me verslijten voor een natuurtalent. Maar soms gaat het mis. Dat heeft meestal te maken met grenzen. Mijn grenzen zijn touwen die op de grond liggen, je kunt er zo overheen stappen. Maar soms trek ik opeens, zonder waarschuwing zo’n touw omhoog, als iemand er net een voet overheen heeft gezet. Dat is te laat, dat weet ik ook wel. Mensen struikelen en vallen plat op hun gezicht. Ze hadden het niet aan zien komen.
Misschien moet ik de touwen voorzien van gevarendriehoeken. Misschien word ik dan geschikter voor mensen.