dinsdag 15 november 2011

Alice

Er zijn boeken die ik lees ter vermaak en boeken die ik lees om iets van op te steken. Vaak hoop ik dat die twee dingen samenvallen. Maar soms lees ik opeens een boek dat een verlangen aanwakkert om te schrijven. Zoals Alice van Judith Hermann, van wie ik eerder Zomerhuis later las. Er gebeurt niet veel in haar verhalen, maar de sfeer is betoverend. Om de paar pagina’s moet ik even stoppen. Dan wil ik aantekeningen maken voor verhalen die ik zelf wil schrijven of al aan het schrijven ben, en soms stop ik alleen om een poosje voor me uit te staren. Dan denk ik ook aan verhalen die ik wil schrijven of aan het schrijven ben. Ik vermoed dat je dit inspiratie noemt.

Op deze manier ben ik ook ooit met schrijven begonnen. Omdat ik boeken las die ik zelf geschreven wilde hebben. Ik wilde het verhaal niet uitlezen, ik wilde het zelf afmaken. Als kind had ik dat al. Ik had schriften vol verhalen. En plakboeken waarin ik met behulp van plaatjes uit tijdschriften fotostrips maakte van die verhalen.
Er is niks van bewaard gebleven. Op een dag, toen ik uit school kwam, zei mijn moeder: 'Ik heb je kamer opgeruimd. Al die verhaaltjes en zo heb ik weggegooid. Daar ga je je later alleen maar voor schamen.'

Gek genoeg is dat juist waar schrijven volgens mij voor een deel om draait, schaamte. Schrijven over dingen waar je eigenlijk niet over durft te schrijven. Die bij het teruglezen het schaamrood op je kaken veroorzaken. Waarmee ik ook weer niet wil zeggen dat een beschamende tekst per definitie een goeie tekst is. Maar je schamen tijdens het schrijven, dat is niet slecht. Als je dan tenminste doorgaat, en niet wegkruipt.