donderdag 6 oktober 2011

Geschrapt #1

Uit: liefde is een afspraak

Op de dijk staat een ambulance. Er hadden geen sirenes geklonken en niemand had zwaailichten gezien. De mensen keken pas op toen hij langsreed.
Voor nummer dertien kwam hij tot stilstand. Typisch, zeiden er een paar, maar dat waren dagjesmensen. Tegen de tijd dat de buurtbewoners zich voor het huis hadden verzameld, waren de ambulancebroeders binnen.
Fee ziet het pas toen ze de deur uit gaat voor boodschappen. Boer Hartog, de Zwartjes en de kinderen van hoe heten ze, ze hebben zich allemaal verzameld voor het tuinhek van Verboom. Mevrouw Schilder vangt haar blik en vormt met haar lippen de naam RITA.
Met tegenzin loopt Fee naar haar toe.
‘Dood,’ sist mevrouw Schilder, als Fee naast haar staat. ‘Al drie dagen. Heb je niks geroken?’
Fee schudt haar hoofd en probeert zich voor te stellen hoe een dode ruikt. Hoe weten ze dat van die drie dagen, wil ze vragen. Hoe hebben ze dat zo nauwkeurig vast weten te stellen? En zo snel. Ze vraagt zich af of de anderen ook aan dit soort dingen denken, of het veilig is zo’n gedachte hardop uit te spreken.
Het gemompel verstomt als twee ziekenbroeders een brancard naar buiten rijden. Erop ligt een grijze zak. Het is niet duidelijk aan welke kant de voeten liggen en waar het hoofd zich bevindt. Voorzichtig snuift Fee de geur op, maar ze ruikt niks bijzonders. Als de ambulance wegrijdt, zonder sirene, zonder zwaailicht, valt het groepje langzaam uiteen. Niemand let op de hond, die voor het raam in de serre staat en met zijn poten over het glas krast.

Uiteindelijk hoefde mevrouw Verboom helemaal niet dood.