vrijdag 30 september 2011

Drinkontbijt

De deur naar de kelder van de kroeg stond open. Drie mannen op kaplaarzen daalden de treden af. Ze hadden hun schoenen op de stoep gezet. Een van hen hield de slang vast. Er liep zwarte blubber uit, de straatstenen op, richting de put. Toen stopte de stroom opeens. Een voor een kwamen de mannen naar buiten. Ze schopten hun laarzen uit. Het leek alsof ze haast hadden. Een vierde man kwam net aanlopen, in zijn ene hand twee pakken drinkontbijt, in de andere een zakje krentenbollen. Hij bleef besluiteloos staan kijken naar de rest. Een van zijn maten pakte een telefoon uit zijn binnenzak. ‘Ratten!’ schreeuwde hij in het ding, ‘het zit vol met ratten!’
Een kwartiertje later waren ze allemaal verdwenen en zat de deur weer op slot. De friettent ertegenover opende zijn luiken, de eerste klanten kwamen aanlopen en de patatbakker zei: ‘Zegt u het maar.’ Zakenmannen, toeristen, moeders met kinderen, ze kochten patat en zochten een plekje in de zon om het op te eten. Op de treden naar de kelder, op het plateau ernaast. Niemand schonk aandacht aan het eenzaam achtergelaten pak drinkontbijt op de bovenste tree.