donderdag 15 september 2011

Afwaskwast

‘Ze was best lief, met de nadruk op best,’ zegt de poezenoppas als ik hem bij thuiskomst bel.
Ik had een briefje achtergelaten met instructies. Daarin stond onder meer dat poes het leuk vond als er met een gek hoog stemmetje tegen haar werd gepraat en als ze werd geborsteld met een afwaskwast (een, niet de).
‘Ik heb mijn beste hoge stemmetje opgezet,’ zegt de poezenoppas, ‘maar ze schoot meteen onder het bed als ik binnenkwam, kwam daar zelfs niet onder vandaan als ik haar eten gaf. Ik heb er eens een hele middag gezeten, ging ze van een afstandje naar me zitten mauwen. Ze liet zich echt niet aanhalen, en die afwaskwast, daar moest ze al helemáál niks van hebben.’
Ik kijk naar de poes op mijn schoot, die zich uitgebreid ligt te wassen, alsof het niet over haar gaat, maar over de poes van de buren.
‘Ze is misschien wel een beetje eenkennig.’
Die nacht in bed kruipt ze zo dicht tegen me aan dat ik amper adem kan halen. Ze wordt niet wakker van mijn gedraai, ze slaapt een comateuze slaap. Maar als ik opsta om naar de wc te gaan, gaat ze opeens rechtop zitten, met piekende oren en grote verschrikte ogen.
Het is duidelijk, ik kan nooit meer weg, niet eens een paar dagen.