zondag 10 juli 2011

Rood

De auto staat voor het stoplicht. Ik zit voorin, want op de achterbank word ik misselijk. Mijn moeder heeft de gewoonte heel hard op te trekken en heel hard te remmen. Niet als mijn vader, bij hem word ik nooit misselijk.
Op het zebrapad loopt een vrouw. Ze draagt een soort tent van gordijnstof. Die heeft ze speciaal laten maken, weet ik.
‘Waggel, waggel, waggel,’ zegt mijn moeder. ‘Moet je nou kijken, alles trilt als ze loopt.’
‘Daar kan ze niks aan doen,’ zeg ik, ‘dat is van de medicijnen.'
‘Quasch, dat is van teveel koekjes en chips.’ De moeder drukt met haar vlakke hand op de claxon. ‘Doorlopen, vetzak.’
De vrouw kijkt om, recht in mijn ogen, en ik kan niet anders dan terugkijken.
Groen, bid ik, groen groen groen!
Maar het stoplicht blijft meedogenloos op rood staan.