maandag 11 juli 2011

Mop

Om te beweren dat we vrienden waren ging me te ver, Hennie was niet mijn vriend, hij was wat overbleef toen de andere kinderen op school vriendschappen hadden gesloten.
Aanvankelijk was ik bang voor hem. Elke ochtend als ik naar school liep keek ik eerst goed of Hennie niet in de buurt was. Meestal hield hij me tegen en liet me pas door als ik hem een snoepje had gegeven. Ik had nooit snoepjes, die waren thuis streng verboden. Ik moest dus iets anders verzinnen. Een paar keer wist ik hem om te kopen met knikkers, maar hoewel hij die wel aannam, leek hij er niet echt blij mee.
‘Vertel dan maar een mop,’ zei hij op een ochtend.
Ik kende geen moppen. Ik hoorde ze wel eens, maar onthield ze nooit. Ik kende wel een paar raadsels, maar ik wist niet of ik daarmee weg zou komen. Iedereen wist dat raadsels geen moppen waren.
‘Een mop,’ zei Hennie dreigend. Hij stond wijdbeens, met zijn armen over elkaar geslagen, en ik wist dat hij daar de hele dag kon blijven staan als hij dat wilde.
Ik slikte een paar keer, toen zei ik: ‘Wat heeft overdag vier poten en ’s nachts zes?’
Hennie zei niet: dat is helemaal geen mop, dat is een raadsel. Hij kneep zijn ogen samen en zei: ‘Nou?’
‘Weet je het niet?’
Hennie schudde langzaam zijn hoofd.
‘Een bed.’ Ik probeerde triomfantelijk te klinken. ‘Overdag vier en ’s nachts zes, omdat er dan iemand in slaapt. Twee poten extra. Van die benen. Snap je hem?’
Hennie keek me aan, blanco blik. Ik kon mijn hartslag horen en wist zeker dat hij dat ook kon.
Toen begon hij heel hard te lachen. ‘O ja,’ zei hij, ‘goeie. Echt een goeie. Haha, een bed. Ja, zes poten, haha.’
Ik lachte ook, heel hard, net als Hennie, alsof ik geen raadsel had verteld maar een echte mop.
Vanaf die dag vertelde ik Hennie elke keer als ik hem tegenkwam een raadsel. En ik kwam hem steeds vaker tegen. ‘Ik heb op je gewacht,’ zei hij soms, en later: ‘Zal ik je komen ophalen?’
En toen brak de dag aan waarop ik geen raadsels meer had, ik had ze allemaal al verteld.
‘Geeft niet,’ zei Hennie. ‘We kunnen ook gaan knikkeren of zo.’
Maar zoals gezegd, een vriendschap zou ik het niet willen noemen.