dinsdag 12 april 2011

Weg

Ik kan niks weggooien. Sommige mensen moeten daar de oorlog voor hebben overleefd, ik ben zo geboren. Onder mijn bed liggen stapels boeken die ik niet in de kast wil hebben, maar toch niet weg kan doen, in de berging staan serviezen waarvan nog maar één bord of één soepkom over is, en in mijn klerenkast hangen rijen miskopen die ik heb nagelaten te ruilen toen het nog kon.

Die boeken en serviezen, daar heb ik verder niet zoveel moeite mee. De kleren is een ander verhaal. Ik heb een schuldgevoel tegenover kleren die ik niet draag. Ik vind dat ik ál mijn kleren moet dragen, net zoals je niemand mag overslaan als je uitdeelt. Dus draag ik mijn miskopen, maar alleen binnenshuis en altijd in de hoop dat ik geen onverwacht bezoek krijg. Ik draag ze met opzet tijdens het doen van vieze klusjes zodat ze eerder in de was moeten en dus sneller zullen slijten, want nog goeie kleren wegdoen, dat vind ik zonde.

Met eten is het net zo. Toen ik op kamers woonde kreeg ik bij elk bezoek aan mijn grootouders, en dat was elke week, een groot stuk leverworst mee. Ik hield niet van leverworst. Toen ik klein was had ik eens in de Panorama een fotoreportage gezien van eten waarmee iets mis was gegaan in de fabriek. Een brood met een meegebakken muis erin, maar ook een doorgesneden leverworst waar een bebloed gaasverbandje uitstak. Sindsdien lustte ik geen leverworst meer. Maar dat durfde ik niet tegen mijn grootouders te zeggen. Vooral niet omdat hun leverworst van een kwaliteitsslager uit Badhoevedorp kwam, waar mijn opa en oma eens per maand heengingen om groot in te slaan. Dus nam ik het stuk leverworst mee naar huis, waar ik het in de koelkast op mijn studentenkamer legde. Weggooien kon ik het niet. Niet zolang het nog goed was. Wekenlang lag die worst daar. Soms gaf ik er wat van aan de kat, hoewel ik dat eigenlijk zonde vond, kwaliteitsleverworst aan de kat voeren. Pas als de schimmel erop stond durfde ik de worst weg te gooien. Dat kon echter lang duren. Soms lag er meer leverworst in mijn koelkast dan ander voedsel, want elke week kreeg ik een nieuw stuk.

Op een gegeven moment werden mijn grootouders te oud om helemaal in Badhoevedorp hun boodschappen te doen, en was het afgelopen met de leverworst.
Wel kocht mijn opa nog steeds eieren met dubbele dooier van een mannetje in Aalsmeer. Maar dat is een heel ander verhaal.