woensdag 16 maart 2011

Onschuld & verlies

Ik was nooit bedrogen, ik had nooit een vriendje gehad dat vreemdging of zelfs maar die kant op neigde. En ik vond dat vanzelfsprekend.
De eerste die me naïef noemde was hij. ‘Je kunt mensen niet 100% vertrouwen,’ zei hij. ‘Niemand niet, ook niet de mensen die van je houden.’
‘Hou toch op,’ zei ik dan.

Op een avond kwam ik thuis en trof hem ietwat verkreukeld aan op de bank. ‘Wat is er?’ zei ik, ‘ben je verdrietig?’
‘Dat,’ zei hij, ‘en ik ben verliefd geworden op iemand anders.’
Ik probeerde te verstaan wat hij zei, maar ik had de woorden nooit eerder gehoord en begreep niet goed wat ze betekenden.
‘Op wie dan?’ vroeg ik tenslotte.
Hij noemde de naam van een vrouw die we een paar weken eerder hadden ontmoet.
Ik schoot in de lach. ‘Maar die is lelijk!’
‘Dat vind ik niet,’ zei hij gepikeerd.
Toen wist ik dat hij het meende.

Ik vroeg hem wat hij wilde. Hij wist het niet. Ik vroeg of hij met haar verder wilde. Dat wist hij ook niet. Wilde hij dan bij mij blijven? Ook dat wist hij niet.
Na twee dagen waarin ik soms opeens heel rustig en heel redelijk was, zei ik: ‘Misschien moet je maar een poosje weg om na te denken over wat je wil.’
Hij vertrok en dacht een maand lang na. In die maand viel ik zeven kilo af en vierde ik kerst in mijn eentje. Het werd oud en nieuw en nog wist hij niet wat hij wilde. Ik begon stilletjes te vermoeden dat hij helemaal niet nadacht. Dat hij het wel prima vond om in dat niemandsland te blijven wonen met een vrouw die op hem wachtte en een vrouw die hem ‘al leuk vond vanaf het eerste moment dat ze hem zag’ (ik had de mails gelezen).

Op nieuwjaarsdag vertelde hij dat hij een ticket had gekocht om naar haar toe te gaan (ze woonde in het buitenland). Toen vond ik het mooi geweest. ‘Als je naar haar toe gaat wacht ik niet langer op je,’ zei ik. Nog diezelfde week keerde hij bij me terug. Blijkbaar had hij al die tijd gewacht tot ik de beslissing voor hem zou nemen.

In de periode moest ik vaak denken aan een zin van Graham Greene, die ik als motto voor mijn eerste boek had gebruikt: ‘Er is in elke jeugd een moment waarop de deur opengaat en de toekomst binnenkomt.'
Ik dacht altijd dat ik dat moment al lang had gehad, maar in feite beleefde ik het pas die avond waarop ik thuiskwam en mijn ex verkreukeld op de bank aantrof.