maandag 14 maart 2011

Langspeelplaat

In de eerste klas van de openbare basisschool De kwikstaart maakte ik kennis met Michelle en Brigitte, die allebei een naam hadden die je anders uitsprak dan schreef. Dat was het eerste verrassende wat ik aan ze ontdekte. Michelle en Brigitte waren buurmeisjes en droegen vaak dezelfde kleren. Hun moeders waren vriendinnen, en tussen de middag kregen ze wit brood met hagelslag waarvan ze de korstjes niet opaten. Ook commandeerden ze hun moeder. Zo leven prinsesjes, dacht ik. Ik wilde alles wat Michelle en Brigitte hadden. Ik wilde net zulke kleren en ook brood zonder korstjes. Maar mijn moeder gaf me bruin brood met kaas en als ik iets zei dat haar niet beviel vroeg ze of ik een tik wilde. Het was niet de bedoeling dat ik daarop antwoord gaf.

Op een dag hoorde ik Michelle aan Brigitte vertellen wat ze voor haar verjaardag wilde: een langspeelplaat van de Poppy’s. Michelle was in april jarig en ik in februari. Toen bedacht ik iets: als ik het nu ook voor mijn verjaardag vroeg, had ik het eerder dan zij en wilde ze vast bij me komen spelen. Dus die avond tijdens het tandenpoetsen, zei ik tegen mijn moeder: ‘Mam, ik weet wat ik voor mijn verjaardag wil, een langspeelplaat van de Poppy’s.’
‘Zo,’ zei mijn moeder, en na een korte stilte: ‘Weet je wel wat dat is?’
‘Ja, natuurlijk,’ zei ik, alsof ze me de domste vraag ter wereld stelde. ‘Een soort pop om heel lang mee te spelen. En nog iets.’
‘En nog iets?’
‘Ja.’

Mijn verjaardag brak aan en ik kreeg van alles, maar niet iets dat leek op een langspeelplaat van de Poppy’s. Dat gaf niet, want ik geloof dat ik toen al vergeten was dat ik het ooit wilde hebben. Wel zon ik nog steeds op manieren om meer contact te krijgen met Michelle en Brigitte. Soms kwam ik ze tegen op straat en zeiden ze ‘hoi’, maar soms ook niet. Dan liepen ze me voorbij alsof ze me niet kenden.

Op een woensdagmiddag werd er aangebeld. Mijn moeder deed open. ‘Het is voor jou,’ zei ze, toen ze de kamer weer in kwam.
Een tikje wantrouwig liep ik de gang in, er kwam nooit iemand voor me aan de deur.
Op het tuinpad stonden Michelle en Brigitte. Ze droegen allebei een suède hesje met franje, een bijpassend rokje met franje en op hun hoofd een indianentooi. ‘Hoe vind je onze nieuwe indianenpakjes?’ vroegen ze me, waarna eerst Michelle en toen Brigitte een rondje voor me draaide.
‘Mooi,’ zei ik opgetogen, en ik vroeg me af welke rol ze voor mij in de gedachten hadden. Die van cowboy? Van paard? Of misschien kon ik de indianenvrouw spelen die thuisbleef om voor ze te koken?
‘We wisten dat je het mooi zou vinden,’ zeiden Michelle en Brigitte tevreden. Toen draaiden ze zich om en liepen hand in hand het tuinpad weer af.