maandag 28 maart 2011

Belzoni

Ik zag een fantastische BBC-serie waarin hoogtepunten uit de Egyptische geschiedenis werden nagespeeld. Dat doen ze bij National Geographic ook, maar daar ziet het er altijd nogal knullig uit - acteurs met veel eyeliner op die met piepschuim rotsblokken sjouwen, gefilmd in zwartwit dat moet suggereren dat het om vroeger gaat (alsof ze willen zeggen: de oude egyptenaren hadden nog geen kleurentelevisie).

De BBC pakte dat beter aan. Die reiste in 2004 met een professionele crew en een flinke zak geld naar Egypte om daar in situ te filmen. Ik was er op het moment van de opnames. Iedereen had het over de serie. In hotels werden figuranten geronseld, op straat ging het van: ‘Zie je die man? Die speelt die en die in de BBC-serie.’ Voorheen was het: ‘Zie je die man? Zijn vader zat in het team van Howard Carter.’ Of: ‘Die man stamt af van de beruchte grafrover Achmed Abd’el Rassoel.’

Door omstandigheden zag ik de serie pas vorige week. In zes afleveringen worden de belangrijkste ontdekkingen in Egypte met hun – Europese - ontdekkers geportretteerd. Howard Carter die het graf van Toetanchamon vond. Jean-Francois Champollion die de code op de steen van Rosetta kraakte en daarmee de eerste werd die het hiëroglyfenschrift kon ontcijferen. En Giovanni Belzoni, de vriendelijke reus uit Padova die aan de wieg stond van de egyptologie.

Belzoni was een circusartiest, in het begin van de negentiende eeuw reisde hij Italie rond als de sterkste man ter wereld. Maar weldra kreeg hij daar genoeg van en hij vertrok naar Egypte om hydraulische pompen te gaan verkopen. Die konden ze daar vast goed gebruiken, dacht hij. Maar dat viel tegen. Toen hoorde hij van faraonische schatten die er voor het oprapen zouden liggen. In Europa was inmiddels een bloeiende handel in Egyptische oudheden ontstaan, en Belzoni hoopte daar een slaatje uit te kunnen slaan. Maar er waren inmiddels meer schatzoekers actief, en overal waar Belzoni aankwam waren de voorwerpen al geclaimd door anderen.

Hij trok verder zuidwaarts, waar nog bijna geen Europeaan was geweest. Hij zag de tempels van Abu Simbel, die nog deels onder het zand lagen, en besloot die uit te graven. Na weken werken wist hij de ingang bloot te leggen. ‘Wacht,’ zei hij tegen zijn mannen toen die naar binnen wilden kruipen, ‘we gaan morgenochtend pas naar binnen.’

Het was nog donker toen ze terugkeerden de volgende ochtend. Eenmaal binnen, in de donkere tempel,  maande Belzoni zijn mannen hun fakkels te doven. Ze wachtten in het donker tot de zon opkwam, en toen die steeg aan de hemel drong het licht langzaam de tempel binnen, steeds dieper tot aan het altaar waar drie godenbeelden stonden. Twee van de beelden werden verlicht, de derde, die de god van de onderwereld uitbeeldde, bleef in de schaduw. ‘Je bouwt zo’n tempel niet voor niets met de ingang naar het oosten,’ zei Belzoni tegen zijn mannen. En op dat moment veranderde er iets voor hem. De circusartiest uit Padova, die tot dan toe alleen in geld was geïnteresseerd, raakte gefascineerd door de oude egyptenaren. Hij was ervan overtuigd dat de overblijfselen uit die tijd gedocumenteerd moesten worden.

In de daarop volgende maanden daarna bracht hij de complete tempel in beeld – hij schreef verslagen, maakte plattegronden en tekeningen van de beelden en hiëroglieven. Goud en andere schatten vond hij nooit.

En Belzoni deed meer. Hij dacht na over de mogelijke locatie van de nooit gevonden koningsgraven en was de eerste die bedacht dat de farao’s zich wel eens ver van de bewoonde wereld konden hebben laten begraven. Hij trok de bergkam in die nu bekendstaat als de Vallei van de Koningen, en begon te graven. Het eerste koningsgraf dat hij vond was dat van Seti de Eerste, het mooiste en grootste graf dat ooit is ontdekt in Egypte. Het staat vandaag de dag nog steeds bekend als ‘Belzoni’s graf.’