woensdag 16 februari 2011

Goud

Mijn grootouders zijn negen jaar verloofd geweest. Meteen na hun verloving vertrok mijn grootvader met de boot naar Indonesië, dat hij Indië noemde. Hij schreef mijn grootmoeder brieven die hij ondertekende met ‘Je liefhebbende verloofde' en stuurde elke paar maanden een kist met spullen voor de uitzet. Porseleinen theeserviezen met afbeeldingen van mensen die in rijstvelden werkten, een asbak gemaakt van een opgezette schildpad en ebbenhouten bustes van jonge meisjes met volle lippen en priemende tepels. Wat mijn grootmoeder daar van vond, wist ik niet. Misschien vond ze dat je een gegeven paard niet in de bek mocht kijken.

Terwijl mijn grootmoeder in Nederland geduldig wachtte en haar uitzet aanvulde met geborduurde zakdoeken en gehaakte pannenlappen, werd mijn grootvader verliefd op een Indonesische vrouw. Het werd een klein een schandaal, want de vrouw was getrouwd met een lokale marineofficier. Toen zijn superieuren daar achter kwamen, stuurden ze hem terug naar Nederland. Nog geen drie maanden later trouwde hij met de vrouw die negen jaar op hem had gewacht, en inmiddels een kast vol geborduurde tafellakens, zakdoeken en servetten had.

De ebbenhouten bustes hebben meer dan veertig jaar op de schouw in Amstelveen gestaan. Als mijn grootouders gingen overwinteren aan de Costa del Sol, verstopte mijn grootvader de bustes en de theeserviezen in een loze ruimte onder de vloer om ze te beschermen tegen inbrekers.
Er was nooit ingebroken. De enige keer dat mijn grootouders het slachtoffer werden van inbraak was aan de Costa del Sol. Mijn grootmoeder was ’s nachts wakker geworden en zag mijn grootvader naast haar bed staan. Ze draaide zich om en toen zag ze dat mijn grootvader naast haar lag. Ze begon meteen te gillen. De inbreker zette het op een rennen, maar mijn grootvader sprong uit bed en ging hem achterna, het balkon op. Over de balustrade, op het platte dak daaronder. Via het platte dak op de grond. In zijn onderbroek. Maar de dief was sneller dan hij. Pas bij terugkomst in het hotel leerde hij dat de dief al mijn grootmoeders goud had meegenomen. Haar armbanden, ringen en colliers. Toen wenste hij dat hij harder had gehold.

Bij thuiskomst hadden ze vreselijk op hun kop gekregen van mijn vader. Mijn grootvader omdat hij zo gek was geweest achter de dief aan te gaan, en mijn grootmoeder omdat ze zoveel goud had meegenomen op vakantie.
‘Maar zonder mijn sieraden voel ik me naakt,’ zei ze klaaglijk.
‘Stop ze dan in elk geval in een kluis ’s nachts,’ schreeuwde mijn vader.
Mijn grootmoeder haalde haar schouders op en draaide aan haar nieuwe armband, die ze bij thuiskomst meteen van het verzekeringsgeld had gekocht. Nieuwe armbanden, nieuwe ringen, nieuwe kettingen – stuk voor stuk opzichtigers dan de vorige, alsof ze wilde zeggen: kijk, we zijn er nog goed vanaf gekomen.