zondag 23 januari 2011

Opdromen

Ik droom vaak dat ik in Egypte ben. Ik ben ook vaak in Egypte geweest, maar niet zo vaak als in mijn dromen. In mijn dromen heb ik een heel nieuw Egypte gevormd, met tempels en graven waar ik steeds naar terugkeer. Zo is er een plek midden in Caïro, een plek waar het altijd waait, waar een aantal enorme koppen op een rij staan. Koppen van farao's. Ze staan gewoon tussen de huizen, tussen het drukke verkeer.

In Luxor ken ik een afgelegen steengroeve waar een gigantisch tempelcomplex is blootgelegd. Ik zou het zo kunnen aanwijzen op een kaart. Alleen bestaat het niet echt. Ik heb het opgedroomd, ooit verzonnen in een droom, en sindsdien nog tientallen malen bezocht.

Vannacht liet ik een paar vrienden de verzonken tempel van Ramses de Tweede zien, een tempel die deels onder de grond ligt. Ik ben er al heel vaak geweest. Het pronkstuk is een gigantische granieten kop van Ramses, die onlangs pas is ontdekt. In mijn dromen dus, want zowel de kop als de tempel bestaat niet echt. We waren met de bus uit Amsterdam gekomen om ze te bekijken. Mijn opa zat aan het stuur. Op de terugreis, die ongeveer anderhalf uur duurde en waarbij we maar één grens passeerden, liep mijn opa door het gangpad naar achteren en zei tegen me: je bent bijna thuis meisje, ik heb er bloemen voor je neergelegd.

Ik denk dat ik vannacht mijn versie van de hemel heb opgedroomd.