maandag 24 januari 2011

Foutje

Dat mijn grootvader tot op veel te hoge leeftijd auto bleef rijden, kwam vooral doordat niemand hem durfde te vertellen dat het niet meer kon. Mijn grootvader was een strenge, dominante man. Althans, dat had ik me laten vertellen, want zelf kende ik hem niet op die manier. Vanaf de dag dat ik op kamers was gaan wonen, at ik eens in de week bij mijn grootouders. Ze woonden niet ver weg, dus ik kon er op de fiets naar toe. Na het eten stond mijn grootvader er altijd op me thuis te brengen. Dan hees hij mijn fiets in de achterbak van zijn auto en sjorde de boel vast met zes meter touw dat hij slalommend om fietsframe, achterklep en allerlei uitsteeksels heen legde. Daarna hing hij er een rood vlaggetje aan. Als hij klaar was riep hij mij en mijn grootmoeder. Die ging graag mee voor de gezelligheid.

We wachtten tot mijn grootvader achteruit de garage was uitgereden, de oprit af, de aan een kanaal grenzende straat op. Dat deden we om in de gaten te houden of hij het tuinhek niet schampte, of de auto van de buurman die voor de deur stond geparkeerd. Pas daarna stapten we in.

We waren de straat nog niet uit of mijn opa reed al door een rood stoplicht dat hij niet had gezien. ‘Eerste foutje,’ mompelde mijn grootmoeder.
Een paar minuten later schepte hij bijna een fietser die voorrang had. ‘Tweede foutje,’ mompelde mijn grootmoeder.

Er werd veel naar ons gezwaaid en getoeterd onderweg. Mijn grootvader reed zo langzaam dat we constant door andere auto’s werden ingehaald. Zelfs brommers en fietsen haalden ons in. Vanaf de achterbank hoorde ik mijn oma mompelen: ‘Derde foutje... vierde foutje...’

Nadat ze mij voor mijn huis hadden afgezet, reed mijn grootvader zonder te kijken de weg weer op. Ik bleef altijd even staan wachten, en als hij dan in tegengestelde richting weer langskwam, toeterde hij en liet het stuur met één hand los om uitbundig naar me te zwaaien, waardoor de auto naar de andere weghelft zwenkte en al het andere verkeer voor hem moest uitwijken.

Pas als hij uit het zicht was verdwenen kon ik weer opgelucht ademhalen.