woensdag 13 oktober 2010

Prooi

'Zou ik de poes misschien even mogen lenen?' vraagt de bovenbuurjongen. 'Ik heb weer heel erg last van muizen.'
Ik kijk naar de poes, die haar koppie schuin houdt en me heel lief aankijkt.
'Als zij het wil, vind ik goed,' zeg ik, waarna de poes opgetogen achter de buurjongen aan naar boven huppelt.

Ze blijft de hele dag weg. Als ik tegen de avond polshoogte ga nemen, zie ik haar meteen. Ze loopt onrustig, met zwiepende staart, voor een kast heen en weer.
'Daar zitten ze,' zegt de buurjongen. Hij zit helemaal aan het andere eind van de kamer op een stoel en heeft zijn benen opgetrokken.
'Ik moet je wel waarschuwen,' zeg ik, 'als ze een muis vangt gaat ze er eerst een halfuur mee spelen. Ze gooit hem de hele kamer door. Daarna zoekt ze een stil plekje om hem op te eten. Dat ziet er niet prettig uit.'
De buurjongen knikt. Hij kijkt benauwd.

Als ik 's avonds mijn slaapkamer binnen kom, ligt daar op de vloer voor mijn bed iets kleins en harigs. Onbeweeglijk.
Voorzichtig loop ik erop af. Dan pak ik het op. Het is een klein teddybeertje.
Ik neem het mee naar boven en vraag: 'Is dit soms van jou?'
De buurjongen kijkt betrapt. 'Die zit altijd op de koelkast. Met een magneetje.'
We kijken naar de poes die in gespannen houding voor de kast ligt.
'Ik denk dat zij het heeft meegenomen en voor mijn bed heeft neergelegd,' zeg ik. Als oefenprooi, denk ik erachter aan.

Dat belooft nog wat voor de komende dagen.