donderdag 26 augustus 2010

Dom

Ik was dertien toen mijn opa en oma naar Bangladesh vertrokken. Mijn opa was hoofd technische dienst van de KLM, en in Dacca zou hij toezien op de bouw van een nieuwe landingsbaan. Ze zouden anderhalf jaar wegblijven en namen vrijwel hun hele huisraad mee, waaronder het orgeltje waar mijn opa thuis op speelde.

Ze woonden in een door de KLM gehuurde suite in een duur hotel, en hadden hun eigen personeel. Soms gingen ze een weekendje naar Singapore om te shoppen, want dat kon niet goed in Bangladesh. Ze schreven brieven naar huis, op exotisch briefpapier. Die brieven deden er heel lang over. Dat wist mijn oma, dus begon ze in oktober al met het versturen van sinterklaascadeaus.

Ze hadden het enorm naar hun zin, schreef ze. Ze waren lid geworden van de Hollandse club, waar ze met allemaal gezellige luitjes jenever dronken en haring aten. Natuurlijk waren er soms ook wel wat problemen. Zo had mijn opa het zwaar te stellen met zijn Bengaalse werknemers, die pas aan het werk gingen als de Nederlanders eraan kwamen. Ook mijn oma klaagde over haar personeel. De meid kon niet schoonmaken, en de kok stal eieren uit de keuken. Het is hopeloos, verzuchtte ze, je kunt ze gewoon niet vertrouwen.

Mijn opa schreef dat er in Dacca veel mensen waren zonder benen. Dat komt, vertelde hij, omdat ze gaan liggen slapen op de spoorrails, en als er een trein aankomt zijn ze te lui om op te staan.
Ik begreep dat de Bengalen een heel ander slag mensen waren dan wij.

Wegens niet nader verklaarde problemen keerden mijn opa en oma niet na anderhalf jaar, maar al binnen een jaar terug. Ze gaven een groot diner met allemaal dingen die ik nog nooit had gegeten. Gamba's. Lychees. Mangochutney. Mijn broertje en zusje moesten er niks van hebben, en mijn vader, die zelfs macaroni met ham en ketchup al te exotisch vond, ook niet. Ik at alles, hoewel ik het niet allemaal lekker vond. Ik at het omdat het deel uitmaakte van een andere wereld, en ik had een enorm verlangen naar andere werelden.
Ook al sliepen ze daar op spoorrailsen en waren ze te lui om op te staan als er een trein aankwam.