zondag 11 juli 2010

Camping

Van mijn elfde tot mijn dertiende was ik verliefd op Mark P, net als alle andere meisjes in de klas. Ik was zo verliefd dat ik zelfs het nummerbord van de Ford Escort van zijn vader uit mijn hoofd kende. Maar Mark P. was niet geïnteresseerd in meisjes, die hield alleen van voetbal. Daar had ik overigens niet zo veel bezwaar tegen, ik aanbad hem liever in stilte. Alleen mijn zusje wist van mijn verliefdheid, en dat kwam alleen omdat ze mijn dagboek had gelezen.

Elke zomer als de vakantie aanbrak nam ik met pijn in mijn hart afscheid van school in de wetenschap dat ik Mark P. zes weken niet zou zien. Wij gingen zomers meestal kamperen in Frankrijk, heel lang, want mijn vader zat in het onderwijs en mijn moeder werkte niet, dus we hadden allemaal heel lang vrij.
Die zomer stonden we in de Ardeche, op een camping die zo groot was dat mijn zusje en ik niet zonder mijn moeder naar de wc durfden, uit angst te verdwalen. De eerste keer dat ik alleen ging zorgde ik ervoor goed op herkenningspunten te letten.

En toen zag ik hem. De blauwe Ford Escort met het nummerbord dat ik uit mijn hoofd kende. Naast een caravan, niet ver van onze tent vandaan.
Hoe groot was de kans?

Maar Mark P. elke dag op school zien was één ding, hem op een camping in Frankrijk tegenkomen een ander. Ik liep met een omweg terug naar onze tent, en bezwoer mezelf de komende drie weken er alleen nog voor het hoognodige uit te komen.

De volgende dag gingen mijn zusje en ik samen stokbrood halen. Dat deden we elke ochtend, net als vrijwel iedereen op de camping, bij een loket dat alleen daarvoor openging.
We stonden net in de rij toen mijn zusje me aanstootte. 'Kijk dan, achter je!' siste ze. Maar ik weigerde te kijken. Ik had het allang gezien. Die ochtend en ook de ochtenden daarna stond Mark P. achter me, en een enkele keer voor me, in de rij voor stokbrood. En elke keer keer deed ik alsof ik hem niet zag.

Drie weken stonden we op de camping in Frankijk, en al die tijd wist ik hem te negeren, wat nog niet makkelijk was, want overal dook hij op, in de campingwinkel, bij het zwembad, op de midgetgolfbaan, in het stadje, bij de ruïne. Pas heel veel later, tijdens het driedaagse schoolreisje in de zesde, zei hij tegen me: 'Jij stond een keer op dezelfde camping in Frankrijk als ik.’
'Ja,’ zei ik, en dat was het laatste dat we erover zeiden.