zaterdag 10 oktober 2009

Melchisedeck

Ik was in Kisumu beland, de stad waar de oma van Obama woont, maar die kende toen nog niemand. Ik was met een stapeltje travellercheques naar Kenia vertrokken om rond te reizen en vrijwilligerswerk te doen, maar na drie weken bleek de organisatie waar ik vrijwilligerswerk voor deed failliet te zijn gegaan, en zat ik zonder werk. Ik had niet genoeg geld om de rest van de tijd rond te reizen. Zo belandde ik in Kisumu, waar, zo had ik gehoord twee Nederlandse priesters een opvangproject voor straatkinderen runden. Ik kon er komen werken in ruil voor kost en inwoning.

Het centrum ving straatkinderen op, voornamelijk aidswezen, hoewel aids nog een verboden woord was in de tijd. Liever sprak men van longontsteking. De kinderen kregen onderdak en scholing op de missiepost, maar bleven nooit lang. Op straat was geld te verdienen en van geld konden ze lijm kopen, lijm om te snuiven. Zelfs de jongsten waren verslaafd.

Pandipieri Catholic centre
lag in de sloppenwijken van de stad. Ik had niet veel sloppenwijken bezocht, maar dit leek me een vrij vriendelijke sloppenwijk. Als ik er doorheen liep werd ik van alle kanten begroet en uitgenodigd om te komen eten. Iedereen noemde me sister. Ik vond het er erg gezellig, hoewel mijn wasgoed wel onmiddellijk werd gestolen toen ik het buiten ophing.

Ik had mijn eigen kamer. Elke ochtend werd ik om zeven uur gewekt door de gospels uit de kleine kapel aan de overkant van de gang. Ik was niet de enige gast. Er logeerden nog twee Nederlandse meisjes, en er kwamen regelmatig studenten stage lopen. Iedereen was gelovig, behalve ik. Al we voor het eten met z'n allen om de grote tafel zaten en een van de fathers voorging in gebed, was ik de enige die niet mee bad. Ik had nooit in een god geloofd, mijn ouders vonden dat niet nodig, en ik vond het hypocriet om te doen alsof ik wel geloofde. Maar niemand zei er iets van, niemand stelde vragen.
Totdat Peter kwam. Peter was een student theologie. Hij was jong en ambitieus, en hij had het op mij voorzien. Als ik na het eten een sigaret opstak, kneep hij zijn ogen samen en zei hij fijntjes: `Het is niet netjes voor een vrouw om te roken. Als je met een Keniaanse man trouwt, zul je moeten stoppen met roken.'
`Maak je geen zorgen,' zei ik dan, arrogant mijn as af tikkend. `Ik zal nooit met een Keniaanse man trouwen.'
We haalden het bloed onder elkaars nagels vandaan, Peter en ik. Iedereen maakte er grapjes over, maar mij maakte het woedend.

Dat veranderde toen Melchisedeck bij ons kwam. Melchisedeck studeerde aan de priesteropleiding en kwam bij ons stage lopen. Hij was het soort priester dat je wel in Hollywoodfilms ziet: knap en nonchalant gespierd, met zachte ogen en een mooie lach. En hij had pianovingers, zag ik de eerste avond toen hij over tafel naar het zout reikte. Vingers waarvan je vreesde dat ze zouden breken als hij ze stootte.
Dus zo kan het ook, dacht ik als ik naar Melchisedeck keek.

We werden vrienden. Hij was de enige in de missie die ik over mijn leven vertelde. En hij luisterde. Op vrijdagmiddagen gingen we op de fiets naar het Victoriameer om naar de nijlpaarden te kijken. De weg erheen was onverhard, vol kuilen en scheuren. Melchisedeck fietste, en ik moest hem goed vasthouden om niet van de bagagedrager af te stuiteren. We stapten af bij Hippo point en kochten twee flesjes Pepsi, of als er geen Pepsi was, wat meestal het geval was, Fanta, en als er geen Fanta was, wat vaak het geval was, Sprite, en anders dronken we chai met melk en veel te veel suiker. Zodra de zon onderging in het Victoriameer verschenen de eerste kringen op het water. Toen braken de koppen door het wateroppervlak heen, gigantische koppen met grote opengesperde bekken. Melchisedeck lachte naar me, en ik dacht weer: zou hij het weten? De regentijd kwam er aan en het was broeierig warm.

De volgende dag gaf hij me een boek te leen. Het ging over `family planning', een hot topic in Afrika op dat moment. Melchisedeck was gespecialiceerd in family planning, hij wist er alles van en zou het er graag eens met me over hebben. Ik knikte en probeerde niet teveel in Hollywood-cliché's te denken.

Ik nam het boek mee naar bed die avond, vast van plan het in één avond uit te lezen.
Dat viel tegen. Al tijdens het eerste hoofdstuk overviel me een gevoel van weerzin. Dat nam naarmate het boek vorderde alleen maar toe. In het hoofdstuk over `venerial diseases' las ik dat `homosexuality' een geslachtsziekte was, alleen te genezen door veel bidden. Ik las dat masturbatie getuigde van een geestesziekte en dat het zeer, zeer gevaarlijk en ongezond was om de bijslaap te verrichten met een menstruerende vrouw.

De volgende ochtend bij het ontbijt zag ik Melchisedeck weer. Hij wachtte tot we waren uitgegeten, toen nam hij me apart. `Heb je het boek gelezen?' fluisterde hij.
Ik knikte.
`En?' vroeg hij opgewonden. Ik kon zijn adem voelen op mijn wang.
`Ja, wel... apart,' zei ik voorzichtig.
Zijn gezicht begon te stralen. `Goed boek hè? Ik vind eigenlijk dat iedereen het zou moeten lezen, er staan zoveel wijze dingen in.'
Ik keek in zijn fluwelen ogen, en ik dacht hetzelfde wat hij waarschijnlijk dacht als hij naar mij keek.
Zonde.