woensdag 23 september 2009

André Hazes

Toen ik vijftien was gingen we met heel Havo-4 op werkweek, zeilen op het Ijselmeer. De bus bracht ons naar Stavoren, waar we werden verdeeld over vier boten. Op de eerste dag stond er windkracht negen en de schipper van onze boot wilde niet uitvaren. Maar wij stonden er op, in Stavoren was niks te beleven. Uiteindelijk ging hij overstag. We moesten al onze spullen achter slot en grendel doen of vastbinden aan de bedden, en we moesten een reddingsvest om. Iedereen werd ziek, we kotsten overboord, en aan boord, en toen we uitgekotst waren grijnsden we naar elkaar, omdat we niet wisten hoe we anders moesten kijken.

’s Avonds gingen we uit in Medemblick, naar discotheek Black and White, die we omdoopten tot `Lekker wijd’. Er was een DJ die plaatjes draaide, maar we hielden niet van zijn muziek en gaven hem een cassettebandje dat iemand had opgenomen van de Soulshow van Ferry Maat. Er was een piepklein dansvloertje waar niemand op danste. De meisjes stonden tegen de muren rondom de dansvloer. De jongens liepen heen en weer. Er was een jongen die twee keer was blijven zitten, omdat hij het alfabet maar van B tot V kende. Dat zeiden ze tenminste over hem. Zijn opa was een beroemde miljonair en had hem voor zijn achttiende verjaardig een glimmende zwarte BMW geschonken, waarin hij elke dag naar school kwam. Het scheen dat hij een overdekt zwembad had thuis. Hij liep langs de meisjes en bleef toen voor mij stil staan. Jou wil ik, zei hij, waarna hij me mee naar buiten nam en zijn hand in mijn broek stak. Ik begreep niet goed waarom hij dat deed en vond het ook vrij koud, daar in die steeg op die oktoberavond, maar liet hem begaan. Hij had dromerige blauwe ogen, had ik tijdens een Franse les gezien.
Later op de avond gingen we terug naar onze boot. Er was een krat bier een fles Pisang Ambon.The Boys Town Gang zong Cruisin’ the Streets. Ik kende de tekst van buiten. De miljonairskleinzoon had zijn ski-jack om mijn schouders gelegd. Het was een donzen ski-jack en het rook naar aftershave. Paco Rabanne. Alle leuke jongens gebruikten het. Ik wist dat ik verliefd was, ik voelde het alleen nog niet.
De knapste jongen van de klas boog zich naar me toe en zei: `Ik zie dat jij het vanavond met M. doet, dan doe je het morgen met mij, oké?’
Ik knikte, hoewel ik niet wist hoe M. daar tegenover zou staan.
Iemand verving het cassettebandje van de Soulshow door André Hazes, die ik altijd vreselijk had gevonden, waarvan ik altijd dacht dat we hem alleen voor de grap draaiden om dan heel hard mee te kunnen brullen, maar opeens kreeg ik kippenvel van zijn stem. M. vroeg of ik meeging naar zijn hut. Ik zei dat ik nog niet slaperig was. De jongen naast hem lachte. En André Hazes zong over een discotheek.
Niemand kent me, dacht ik, niemand weet wie ik ben. En ik wenste dat het altijd zo kon blijven.