donderdag 3 augustus 2023

Achteruittraprem

 Ik ging naar de Makro om een fiets te kopen. Dat ging ik doen. Ik had lang getwijfeld, genoeg fietsen bekeken, het moest er maar eens van komen. In het Makro-krantje stond een fiets van een merk dat niet bestond. Na lang googelen ontdekte ik dat het een typfout was: het merk bestond wel. Omdat ik er geen slechte dingen over las, maar vooral omdat ik had besloten nu eindelijk eens een fiets te gaan kopen, ging ik naar de Makro. 

Ik had een fiets, twee zelfs, maar de ene fietste niet lekker en de andere was een reservefiets die ik eigenlijk niet meer durfde te gebruiken. Dat kwam doordat hij geen handremmen had. Hij had een achteruittraprem, en als je gewend bent aan handremmen wil je wel eens gedachteloos achteruit trappen – het wielerequivalent van de teugels laten vieren. De eerste keer dat ik dat deed op de fiets met de achterruittraprem vloog ik zowat over het stuur. Ook is het eens gebeurd dat ik op de reservefiets onverwacht moest remmen, keihard in mijn handvatten kneep en bijna het water in reed.

Inmiddels was ik bij de Makro aangekomen. De fietsen stonden in grote kartonnen dozen op de tuinartikelenafdeling, klaar om meegenomen te worden. Ik schoot een jongen in een Makro-hemd aan. Ik zei dat ik een fiets wilde. Ik zei: Die zwarte, dames en niet in de doos, kan dat?
De Makro-jongen keek moeilijk. Bent u hier nog wel even? vroeg hij. Het klonk als een vraag die ik beter met nee kon beantwoorden. Maar ik zei ja.
Hij liep weg en kwam terug met een collega. Die zei: Als de doos eraf is is de garantie eraf, een zin die klonk als een klok, en dat was waarom ik knikte. Pas in tweede instantie ging ik erover nadenken. 
Maar thuis pak ik hem toch ook uit? vroeg ik.
Er stonden inmiddels drie Makro-jongens om de fietsen heen.
Kijk het zit zo, zei een van hen, als die fiets in de doos langs de kassa gaat zijn wij nog verantwoordelijk, en als hij zonder doos langs de kassa gaat zijn we dat niet. 
Ik legde uit dat ik hem niet in de doos mee wilde nemen omdat ik was komen lopen. En dat ik terug wilde fietsen. 
Er was één fiets als voorbeeld uit een doos gehaald. Die stond daar en terwijl we praatten ging mijn blik er steeds even naartoe. Telkens viel me iets anders op. Dat het stuur wel erg smal was. Dat de standaard de fiets amper rechtop wist te houden. Dat de bagagedrager eruitzag alsof hij in elkaar zou zakken als er iemand op zou gaan zitten. Dat de hele fiets wel wat gammel oogde. Ik begon hem steeds minder te willen. 
Intussen waren de verkopers bijna zo ver dat ze een fiets voor me uit de verpakking haalden. 
Ik denk, zei ik snel, dat jullie gelijk hebben. Over die doos. Ik denk dat hij beter in de doos langs de kassa kan. Ik denk dat ik hem beter met de auto op kan komen halen. Ik ga iemand met een auto halen, zei ik, en ik liep al een stukje weg, ik kom terug met iemand met een auto en dan neem ik hem mee. Het laatste riep ik, zo ver was ik inmiddels al bij ze vandaan. Ik liep om het schap heen, haastig naar de uitgang, en voordat ze hadden kunnen vragen wie dan, wie ken je dan met een auto, en hoezo kan die hier zo snel zijn? was ik door de schuifdeuren naar buiten geglipt. 
Een paar dagen later kocht ik een fiets. Maar niet bij de Makro.