donderdag 30 september 2021

Blauwe bolletjes

Op de eerste verdieping van een statig pand met marmeren trappen, krakende parketvloeren en een oude houten lift, zit het vertalershuis behorende bij de bibliotheek van Rome. Een kleine bibliotheek die twee dagen per week, alleen op afspraak open is; een keuken en twee kamers voor buitenlandse vertalers, en in dit geval de schrijver Marie-jèkke Krowèn.

Zodra ik de deur uitga verdwaal ik. Ik volg het spoor van blauwe bolletjes, maar kom telkens ergens anders uit. Ik schrijf kleine briefjes met straatnamen en hier links en daar rechts, die ik in mijn zak stop. Maar al na de eerste bocht komen de straatnamen niet meer overheen met wat er op mijn briefje staat. Ik teken plattegrondjes en denk: ik snap het, zo zit het, ik zie het. Maar zodra ik buiten sta zie ik niks meer.

Volgens Google Maps ligt de Trevifontein hier op drie minuten lopen vandaan. Ik heb er nog nooit minder dan twintig minuten over gedaan om er te komen. 

Hier meteen links zit, als een gapende, donkere mond een tunnel. Ik had hem al eerder gezien, op Streetview een paar weken geleden, toen ik rondwaarde in de buurt waar ik zou gaan verblijven. Ik kreeg mijn poppetje niet rechtop en voor ik het wist werd ik de tunnel in gezogen, die donker was en lang. Ik wist niet hoe ik om moest keren, botste tegen de wanden in het donker, ik raakte een beetje in paniek, ik wilde eruit. Het was een vreemde ervaring, maar ik weet nu wel: bij die tunnel uit de buurt blijven.

Het is een kwestie van wennen, zeg ik tegen mezelf. En anderen zeggen: leuk juist, verdwalen, dan zie je zoveel. Ik sta aan de oever van de Tiber, de blauwe bolletjesloper is uitgerold. 16 minuten, zegt mijn telefoon. Ik volg de bolletjes, dan is het plotseling 19 minuten en dan 20. Ik draai om, loop de andere kant op, 19, 16, 15 minuten, ik ga goed. Ik steek mijn telefoon in mijn zak. Als ik hem er weer uit haal is het opeens 21 minuten.

Bijna tweeënhalf uur later kom ik voor de derde keer langs het kattenpleintje. 16 minuten, zegt mijn telefoon. En dan zie ik opeens het gebouw dat ze de bruidstaart noemen, nu hoef ik alleen nog maar de straat van mijn briefje te vinden, die komt daar op uit. 

Ik probeer alle zeven straten die bij de bruidstaart uitkomen, maar de straat van mijn briefje zit er niet bij. De zon beukt in mijn gezicht. Overal lopen toeristen, hologig en met zombieachtige tred. Ik weet het niet meer, ik heb echt geen flauw idee. Ik besluit een taxi aan te houden. Ik zwaai met mijn armen naar elke lege taxi. Ze kijken niet eens. Romeinse taxi’s willen niet worden aangehouden, heb ik gelezen, ze willen worden gebeld. Het zijn taxi’s with attitude. Eindelijk stopt er een. Wilt u een taxi? vraagt de chauffeur ongelovig.
Si. Ik stap in en leun achterover. De bank is zacht, de airco staat aan. Het is heerlijk om naar huis te gaan en zeker te weten dat ik daar aan zal komen. Daar is de winkelstraat bij mij om de hoek al. Laat me er hier maar uit, zeg ik, want ik moet nog boodschappen doen. Ik betaal en sla het portier achter me dicht, loop een paar meter en realiseer me dat ik niet weet waar ik ben.