zondag 28 december 2025

Gratuliere, good luck

 

‘Terpentine… terpentine… wat is dat ook alweer?’ mompelde de jongen aan de telefoon.

‘Een verfoplosmiddel,’ zei mijn buurvrouw. We wisselden een geërgerde blik.

Een paar minuten eerder had iemand in de burenapp melding gemaakt van een sterke terpentinelucht op zijn verdieping. Bewoners van andere verdiepingen meldden zich: ook zij roken het. Gek, dacht ik, en toen rook ik het ook. Ik trok mijn voordeur open en op de gang stond mijn overbuurvrouw. ‘Terpentine,’ zei ze. Ik googelde het. Kan duiden op een lekkage in de cv-installatie. Het was zaterdagavond. We besloten het noodnummer van de netbeheerder te bellen.

‘Hoe ruikt terpentine?’ vroeg de jongen die we aan de lijn kregen.

‘Eh, naar aceton? Verf?’ zei mijn overbuurvrouw.

‘Asse-ton?’ vroeg de jongen.

Ik boog me over de telefoon. ‘Chemisch! Het is een giftige stof. Het hangt in het hele gebouw, op de gangen en in de woningen, het is belangrijk dat er zo snel mogelijk iemand komt.’

‘Even kijken,’ mompelde de jongen. Het was even stil, toen sprak hij resoluut: ‘Jullie moeten nu het pand verlaten. Waarschuw alle buren en hou vijf meter afstand van het gebouw. De brandweer komt eraan.’

De buurvrouw en ik keken elkaar aan. ‘Met de trap,’ zei zij.

‘Ik trek nog even een broek aan.’ Ik gebaarde naar mijn roze joggingbroek.

‘En doe alle lichten uit,’ riep ze me na. ‘Ik wacht hier op je.’

Binnen, in mijn slaapkamer vroeg ik me af waarom ik tijd zou verspillen met het aantrekken van een broek. Ik deed de lampen uit, de kerstboomverlichting, mijn PC en toen kon ik mijn sleutels en mijn telefoon, die ik de hele tijd in mijn hand had gehad, niet meer vinden.

‘Ik kom eraan,’ riep ik tegen de buurvrouw, terwijl ik van kamer naar kamer rende, koortsachtig dingen optillend. Daar was mijn telefoon. En daar lagen mijn sleutels. Ik keek naar de poes. Te oud, te breekbaar. Ik besloot haar achter te laten.

‘Waar ben je?’ appte een andere buurvrouw me.

‘Ik ga nu naar buiten. Jij?’

‘Buiten.’

We namen de trap, niet de lift. Onderweg drukten we op bellen. We postten berichten in de app-groep. We waren in control - afgezien van dat korte moment waarop ik mijn telefoon en sleutels kwijt was. En of ik het juiste had gedaan met betrekking tot de poes wist ik ook niet.

 

Buiten stond alleen de buurvrouw die me had ge’appt. We moesten ontzettend lachen toen we elkaar zagen. We steken elkaar al maanden de loef af met spullen die we aan ons preppakket hebben toegevoegd. Een knijpkat. Een fluitje. Een waterzuiveringsrietje. Dit was een generale repetitie. De buurvrouw hield een tas op. ‘Ik twijfelde of ik contant geld zou meenemen, maar dacht toen: ik kies voor wollen mutsen en dassen.’

Weer moesten we vreselijk lachen.

 

In de app-groep bleven mensen berichten posten. Is dit serieus? Moet de hele flat naar buiten? Het was duidelijk dat sommigen geen zin hadden om hun warme woning te verlaten. Iemand postte screenshots van een website met tips om nare geurtjes te verdoezelen. Azijn. Koffieprut. Kommetjes melk. Een brandweerauto kwam de straat in stuiven. Vijf mannen stapten uit. Als een ware leider, degene die de kudde naar veilige grond had geleid, stapte ik op de voorste af. ‘Hallo, ik ben degene die…’ Hij liep langs me zonder acht op me te slaan.

Drie brandweermannen gingen het pand in, twee bleven voor de deur staan. Langzaam kwamen er meer buren naar buiten. Er waren twee honden bij, een kat in een mandje en een jongen met een gebroken been die in een rolstoel zat. Een grieperig meisje bleef in de hal achter. We waren inmiddels met een stuk of twintig, wat maar een fractie is van alle bewoners van het pand. ‘Het zal je nog verbazen,’ zei een van de brandweermannen, ‘er zijn mensen die zelfs bij brand nog weigeren hun woning te verlaten.’

 

Uit een auto op de parkeerplaats stapte een keurig gekapte jongeman die een taart met roze glazuur vasthield. ‘Niemand mag het gebouw in,’ zei ik, ‘er zijn mogelijk giftige stoffen, de brandweer is nu binnen.’

Hij keek me niet-begrijpend aan. Ik herhaalde mijn woorden in het Engels.

‘No English,’ zei hij verontschuldigend, ‘Deutch oder Turkish.’

Duits, hoe ging dat ook alweer? ‘Es gibt,’ zei ik, ‘du eh…’ daarna wist ik het niet meer. De jongen opende een vertaalapp. Ik boog me over zijn telefoon en sprak duidelijk articulerend in wat er aan de hand was. De jongen keek me verschrikt aan. Daarna boog hij zich over de telefoon. ‘Beterschap,’ zei een blikkige stem. ‘Ik ga naar mijn vriendin die haar verjaardag viert. Ik ga haar ten huwelijk vragen.’

‘Gratuliere, good luck!’ riep ik. Daarna keken we allebei naar het gebouw waar we niet in mochten.

 

Na een kwartiertje kwamen de brandweermannen weer naar buiten, ze hadden niks gevonden, we mochten terug naar binnen. Lacherig propten we ons in de liften, honden, kat en rolstoel erbij. Het bleef even stil in de app-groep, toen schreef iemand: Een acetongeur kan ook op een drugslab duiden. Dankbaar, we zaten nog vol adrenaline, begonnen we weer te typen. Ik deed mijn jas uit, aaide de poes, die rustig lag te slapen, en zag dat ik bij het verlaten van mijn woning weliswaar alle lampen en de kerstboomverlichting had uitgedaan, maar dat de kaarsen nog brandden.