‘Terpentine… terpentine… wat is dat ook alweer?’ mompelde
de jongen aan de telefoon.
‘Een verfoplosmiddel,’ zei mijn buurvrouw. We wisselden
een geërgerde blik.
Een paar minuten eerder had iemand in de burenapp
melding gemaakt van een sterke terpentinelucht op zijn verdieping. Bewoners van
andere verdiepingen meldden zich: ook zij roken het. Gek, dacht ik, en toen
rook ik het ook. Ik trok mijn voordeur open en op de gang stond mijn
overbuurvrouw. ‘Terpentine,’ zei ze. Ik googelde het. Kan duiden op een lekkage
in de cv-installatie. Het was zaterdagavond. We besloten het noodnummer van de
netbeheerder te bellen.
‘Hoe ruikt terpentine?’ vroeg de jongen die we aan de lijn
kregen.
‘Eh, naar aceton? Verf?’ zei mijn overbuurvrouw.
‘Asse-ton?’ vroeg de jongen.
Ik boog me over de telefoon. ‘Chemisch! Het is een
giftige stof. Het hangt in het hele gebouw, op de gangen en in de woningen, het
is belangrijk dat er zo snel mogelijk iemand komt.’
‘Even kijken,’ mompelde de jongen. Het was even stil,
toen sprak hij resoluut: ‘Jullie moeten nu het pand verlaten. Waarschuw alle
buren en hou vijf meter afstand van het gebouw. De brandweer komt eraan.’
De buurvrouw en ik keken elkaar aan. ‘Met de trap,’
zei zij.
‘Ik trek nog even een broek aan.’ Ik gebaarde naar
mijn roze joggingbroek.
‘En doe alle lichten uit,’ riep ze me na. ‘Ik wacht
hier op je.’
Binnen, in mijn slaapkamer vroeg ik me af waarom ik tijd
zou verspillen met het aantrekken van een broek. Ik deed de lampen uit, de
kerstboomverlichting, mijn PC en toen kon ik mijn sleutels en mijn telefoon,
die ik de hele tijd in mijn hand had gehad, niet meer vinden.
‘Ik kom eraan,’ riep ik tegen de buurvrouw, terwijl ik
van kamer naar kamer rende, koortsachtig dingen optillend. Daar was mijn
telefoon. En daar lagen mijn sleutels. Ik keek naar de poes. Te oud, te
breekbaar. Ik besloot haar achter te laten.
‘Waar ben je?’ appte een andere buurvrouw me.
‘Ik ga nu naar buiten. Jij?’
‘Buiten.’
We namen de trap, niet de lift. Onderweg drukten we op
bellen. We postten berichten in de app-groep. We waren in control - afgezien van
dat korte moment waarop ik mijn telefoon en sleutels kwijt was. En of ik het
juiste had gedaan met betrekking tot de poes wist ik ook niet.
Buiten stond alleen de buurvrouw die me had ge’appt. We
moesten ontzettend lachen toen we elkaar zagen. We steken elkaar al maanden de
loef af met spullen die we aan ons preppakket hebben toegevoegd. Een knijpkat. Een
fluitje. Een waterzuiveringsrietje. Dit was een generale repetitie. De
buurvrouw hield een tas op. ‘Ik twijfelde of ik contant geld zou meenemen, maar
dacht toen: ik kies voor wollen mutsen en dassen.’
Weer moesten we vreselijk lachen.
In de app-groep bleven mensen berichten posten. Is dit
serieus? Moet de hele flat naar buiten? Het was duidelijk dat sommigen geen zin hadden om hun warme woning te verlaten. Iemand postte screenshots
van een website met tips om nare geurtjes te verdoezelen. Azijn. Koffieprut. Kommetjes
melk. Een brandweerauto kwam de straat in stuiven. Vijf mannen stapten uit. Als
een ware leider, degene die de kudde naar veilige grond had geleid, stapte ik
op de voorste af. ‘Hallo, ik ben degene die…’ Hij liep langs me zonder acht op
me te slaan.
Drie brandweermannen gingen het pand in, twee bleven
voor de deur staan. Langzaam kwamen er meer buren naar buiten. Er waren twee
honden bij, een kat in een mandje en een jongen met een gebroken been die in
een rolstoel zat. Een grieperig meisje bleef in de hal achter. We waren
inmiddels met een stuk of twintig, wat maar een fractie is van alle bewoners
van het pand. ‘Het zal je nog verbazen,’ zei een van de brandweermannen, ‘er
zijn mensen die zelfs bij brand nog weigeren hun woning te verlaten.’
Uit een auto op de parkeerplaats stapte een keurig gekapte
jongeman die een taart met roze glazuur vasthield. ‘Niemand mag het gebouw in,’
zei ik, ‘er zijn mogelijk giftige stoffen, de brandweer is nu binnen.’
Hij keek me niet-begrijpend aan. Ik herhaalde mijn
woorden in het Engels.
‘No English,’ zei hij verontschuldigend, ‘Deutch oder
Turkish.’
Duits, hoe ging dat ook alweer? ‘Es gibt,’ zei ik, ‘du
eh…’ daarna wist ik het niet meer. De jongen opende een vertaalapp. Ik boog me
over zijn telefoon en sprak duidelijk articulerend in wat er aan de hand was.
De jongen keek me verschrikt aan. Daarna boog hij zich over de telefoon. ‘Beterschap,’
zei een blikkige stem. ‘Ik ga naar mijn vriendin die haar verjaardag viert. Ik
ga haar ten huwelijk vragen.’
‘Gratuliere, good luck!’ riep ik. Daarna keken we
allebei naar het gebouw waar we niet in mochten.