maandag 18 april 2022

Error


Het kwam door de kapotte verwarmingsketel. Hij sloeg steeds af en dan was er geen warm water meer. Er waren al twee keer reparateurs langs geweest, ze kregen koffie die ze koud lieten worden op het aanrecht – blijkbaar was dit een internationaal gebruik – en zeiden dat het probleem was opgelost, waarna het niet bleek te zijn opgelost. Ik had het hoofd van de bibliotheek al twee keer moeten laten terugkomen op haar vrije dag. De Heilige Week was aangebroken, de Paus kwam voor de Kruisweg bij het Colosseum, helikopters vlogen over, overal was politie en het wemelde van de toeristen. De bibliotheek bij het vertalershuis was een week gesloten. Wie hier niet hoefde te zijn verliet de stad.

Op de ochtend van witte donderdag zette ik de douche aan. Ik liet het water een poosje stromen, maar het bleef koud. Ik trok wat aan, ging naar de verwarmingsketel in de hoek van de keuken en draaide de blauwe knop om tot het metertje twee bar aanwees. De ketel begon te druppelen en daarna kletterde er een paar minuten bruin water in het plastic bakje dat onder de ketel was gezet. Er vlak naast zat een stopcontact. Ik had besloten de situatie niet te gaan googelen, dat zou alleen maar stress opleveren. En hoe erg was het eigenlijk om in een stad als Rome in je slaap te overlijden aan een koolmonoxidevergiftiging? Voor zover ik wist was het pijnloos en ik had een mooi leven gehad, ik had veel gezien, veel gedaan, er was van me gehouden. Dat soort dingen zei ik tegen mezelf.

Het water was weer warm, ik douchte en daarna stuurde ik een berichtje aan het hoofd van de bibliotheek om te zeggen dat de ketel nog steeds kapot was. Ze was er over een kwartiertje, schreef ze terug. Na een minuut of vijf werd er aangebeld. Ik stak mijn hoofd uit het raam. Beneden stond een ongeschoren man in een blauw uniform. Ik liet hem binnen. Hij keek een poosje naar de ketel. Hij ging naar de wc. Daarna liep hij naar het raam en keek naar buiten. Ik zat achter een PC en deed alsof ik werkte. Eindelijk verscheen de bibliothecaresse. Ze droeg een spijkerbroek en gympen en had geen make-up op. Het was als een statement: ik heb vakantie. Ik kende haar alleen in hakken en rokjes en met oogschaduw en nagellak in de kleur van haar outfit. De reparateur vertelde haar dat er een onderdeel moest worden besteld en vertrok. Daarna vertrok de bibliothecaresse ook. ‘Buona Pasqua,’ zei ze. ‘Buona Pasqua,’ zei ik.

Ik ging op bed liggen. Ik had een slechte nacht gehad, mijn rug deed pijn van het matras. Na een poosje werd er opnieuw aangebeld. Ik had geen zin om open te doen en bleef liggen. Het bellen hield aan. Misschien had de reparateur alsnog het benodigde onderdeel gevonden en kwam hij dit nog snel voor Pasen installeren.
I
k liep naar het raam. Beneden stonden een man in een donkerblauw overhemd met een logo erop en een jonge vrouw met hip haar. ‘La biblioteche è chiuso,’ zei ik, zeer tevreden met deze complete zin. Een korte zin, maar toch: een zin.
De man keek omhoog en stak een verhaal af waar ik niks van verstond.
Non parlo Italiano,’ zei ik, wat ik altijd een beetje als een nederlaag ervaar. De man praatte gewoon door. Ik ving het woord ‘technico’ op.
Technico?’ vroeg ik.
Sì,’ zei hij. Ik deed open. De man en de vrouw kwamen binnen. Ik liep voor ze uit naar de keuken en liet ze de verwarmingsketel zien. Even keken ze ernaar, toen schudde de man zijn hoofd. Hij was geen reparateur, hij kwam een boek lenen bij de bieb.
Sorry, de bibliotheek is gesloten.’ Ik wees op de mededeling op het prikbord.
De jonge vrouw zei: ‘O, als de bibliotheek dicht is ga ik maar.’ Ze bleef staan.
Maar ik heb een reservering,’ zei de man en hij liet me Whatsapp-gesprek zien waaruit bleek dat hij een boek had gereserveerd.
Non parlo Italiano,’ zei ik.
Ik zoek het en dan ben ik weg,’ zei hij in het Engels. ‘Ik moet het nu hebben, ik vertrek vanavond naar Parijs.’ De man ging voor een van de boekenkasten staan en hield zijn hoofd schuin om de titels te lezen. Hij noemde het nummer van het boek en de jonge vrouw begon mee te zoeken. ‘Het staat hier niet,’ zei de man. Hij liep naar de andere ruimte. 
Ik liep achter hem aan. ‘Daar staan alleen woordenboeken.’
De man bleef de titels op de ruggen lezen. Hij gaf een scherpe aftershavelucht af.
Ik ga maar,’ zei de jonge vrouw weer. Ditmaal vertrok ze echt. Ik begreep nu pas dat zij en de man niet bij elkaar hoorden.
De man liep terug naar de andere boekenkast.
Als het boek er niet tussen staat ligt het waarschijnlijk in het kantoortje,’ zei ik, ‘en dat zit op slot.’
De man liep het gangetje in en dat leidde naar het kantoortje, de keuken en mijn kamer. Ik vroeg me af of hij hier vaker kwam.
Ik heb geen sleutel van het kantoor,’ zei ik.
De man pakte zijn telefoon en liep naar het openstaande raam om te bellen. Hij luisterde een poosje, haalde de telefoon toen van zijn oor, keek ernaar en toetste weer wat in. Minutenlang stond hij daar. Ik begon genoeg van hem te krijgen.
Eindelijk had hij iemand aan de lijn. Hij sprak lang en luid met diegene. Daarna verbrak hij de verbinding en liep hij weer naar de boekenkast om door te gaan met zoeken. Misschien moest ik op tafel slaan en basta! roepen.
Het boek ligt in het kantoortje en het kantoortje zit op slot,’ zei ik nogmaals.
Ik heb een reservering,’ zei hij.
Het duurde allemaal te lang, alles was al gezegd, het leek alsof er nu andere dingen werden gezegd. Ik keek naar hem. Hij was een kop kleiner dan ik, maar had een hard, gedrongen lichaam dat er sterk uitzag.
Listen,’ zei ik, ‘de bibliotheek is dicht, zelfs als het boek hier ligt kan ik het u niet meegeven, want daar ben ik niet toe bevoegd.’ Dat zei ik in het Engels en mijn Engels was beter dan dat van hem. Het was geen wapen, ik kon er niks mee uitrichten, maar het gaf me wel heel even een gevoel van overwicht.

De man verstond me. Hij liep naar de voordeur. Ik wachtte tot ik de deur had horen dichtvallen, toen liep ik erheen en draaide hem op slot. Maar de man was natuurlijk allang de leegstaande kamer naast de voordeur binnen geglipt. Ik bleef voor de kamerdeur staan en luisterde. Hij hield zich muisstil. Ik duwde de deur open. Niemand. Hij was niet achterlijk natuurlijk, hij had zich snel in de badkamer verschanst. Goed, dacht ik, dan doe ik alsof ik niet weet dat je daar zit.

Ik ging terug naar de keuken, waar de display van de verwarmingsketel nog steeds ERROR spelde. De hele dag en ook die avond bleef ik denken aan de man die zich had verstopt in de lege kamer, wachtend om toe te slaan. Niet om mij iets aan te kunnen doen, maar om zijn boek op te sporen. Als ik wist waar het lag had ik het verstopt.