vrijdag 18 juni 2021

Monster

Het was half elf in de ochtend en ik stond voor het stoplicht. Ik ging taart eten met een vriendin om onze eerste prik te vieren. ‘Bij de tweede doen we Prosecco,’ had zij gezegd. Terwijl ik wachtte voor het rode licht voegden zich anderen bij me. Hoeveel anderen zou ik later pas merken, op dat moment waren het er een paar. 
Het stoplicht sprong op groen en we staken over. Toen ik afsloeg hoorde ik achter me iemand gillen. Oehoehoe, klonk het. Ik remde, stopte en zag nog net hoe een oudere dame van haar fiets viel. Eigenlijk was het niet echt vallen, het was meer alsof ze het opgaf. Ze liet haar stuur los waarna de fiets opzij viel en zij zichzelf op het asfalt liet zakken. 
Onmiddellijk stoven we op haar op af, ik en de anderen die, zag ik nu, uit drie vrouwen van een jaar of zestig bestonden. 
Ik hielp de oude vrouw overeind. ‘Gaat het?’ 
Ze knikte. Toen herstelde ze zich, keek me boos aan en zei: ‘U sloeg zomaar af!’
‘Ik stak wel mijn hand uit,’ zei ik voorzichtig.
‘Twee seconden van tevoren. Veel te kort,’ snauwde een van de andere vrouwen. Ze had zwartgeverfd haar dat als een douchemuts rond haar hoofd zat. ‘U sneed haar af.’
‘Sorry, dat had ik echt niet in de gaten.’ Ik vroeg me af of het waar was, het klonk niet als iets dat ik zou kunnen doen. Misschien was mijn inschattingsvermogen aan het achteruitgaan. Misschien was het iets dat bij het ouder worden hoorde.
De zwartharige vroeg nogmaals aan de oude vrouw of het ging. Die knikte weer, het ging prima. 
‘Ja, nu misschien,’ zei de ander, ‘maar u zult zien, over een uurtje gaat het helemaal mis.’
De andere twee vrouwen, die nog niks hadden gezegd of gedaan, mompelend nu instemmend.
De oude vrouw pakte haar fiets aan en maakte aanstalten om verder te fietsen. 
‘Daar kunt u even gaan zitten,’ wees de douchemuts.
We keken allemaal naar de plek die ze aanwees. Er was niets bijzonders te zien, geen bankje, geen muurtje, gewoon de stoep. Terwijl we de andere kant op keken was de oude vrouw op haar fiets gestapt en zonder iets te zeggen weggereden.
‘Ga achter haar aan,’ zei de zwartharige tegen mij. ‘Blijf bij haar.’ Het was geen verzoek, het was een opdracht.
Ik keek de oude vrouw na, ze was al bijna de hoek om. ‘Ik heb eigenlijk eh, een afspraak,’ zei ik. 
Ik stak het fietspad over naar mijn fiets en veroorzaakte nog net geen nieuwe aanrijding. Ik voelde de andere vrouwen kijken. Daar gaat ze, het meedogenloze monster dat weerloze oude vrouwtjes van hun fiets rijdt. Ik kon het ze horen denken.