donderdag 18 augustus 2016

Indiaan

Psychologie was mijn lievelingsvak. Tijdens het tweede jaar van mijn opleiding kon je een module parapsychologie volgen. Dat verbaasde me, en tegelijkertijd ook niet, het woord psychologie zat er in.
Van huis uit had ik altijd een bijzondere belangstelling gehad voor parapsychologische verschijnselen. Het was er met de paplepel ingegoten. Mijn grootouders gingen in de oorlog de verveling te lijf met een ouijabord. Mijn oom kon als kind voorspellen wanneer een vliegtuig neer zou storten en mijn moeder trainde haar telekinetische gaven met behulp van een roestvrijstalen theelepeltje. ‘Je moet niet denken: ik wil jou buigen, maar: jij bent al gebogen,’ verklapte ze me. Ik bracht uren door op de wc waar ik trachtte een knoop in de kraan van het wasbakje te leggen.
Dus een module parapsychologie was wel iets voor mij.

De lessen werden gegeven door de psychologiedocent, die al populair was onder studenten, en door dit vak nog aan populariteit leek te winnen. Voor de laatste les had hij iets bijzonders in gedachten. We zouden terugkeren naar een vorig leven onder begeleiding van een regressietherapeut. Het klaslokaal was daar niet geschikt voor, dus spraken we af bij de psychologiedocent thuis.

Het was avond toen we bijeenkwamen, de woonkamer was deels verduisterd. Regressie, had de therapeut in de les verteld, was teruggaan naar een vorig leven door middel van ontspanning. We kregen allemaal een kussen en moesten op de vloer gaan liggen met onze ogen dicht en onze schoenen uit. De regressietherapeut, die een licht Haags accent had, deed een paar ontspanningsoefeningen met ons, daarna liet hij ons door een tuin wandelen waar van alles te zien was.
Ik zag niks. Ik lag krampachtig op mijn rug te luisteren naar de ademhaling van de mensen om me heen en hoopte dat mijn voeten niet stonken.
We waren inmiddels bij een standbeeld aangekomen. We liepen eromheen, keken ernaar, en daarna moesten we onze ogen openen en zeggen wat we hadden gezien. Er volgden fantastische verhalen. Gelukkig kwam niet iedereen aan de beurt.

Omdat onze psychologiedocent al wat meer ervaring had met teruggebracht worden naar vorige levens zou de regressietherapeut met hem een sessie demonstreren.
Hij ging op de grond liggen en sloot zijn ogen.
Hij liep door de tuin.
Hij kwam bij het beeld aan.
‘Wat zie je?’ vroeg de regressietherapeut. ‘Een indiaan,’ zei de docent. Zijn stem leek van ver te komen.
‘Waar ben je?’
Hij was op een grote grasvlakte.
De regressietherapeut vroeg hem zijn uiterlijk te beschrijven. Er kwam geen reactie.
‘Wat ben je voor iemand?’ vroeg hij toen.
‘Indiaan.’
‘Wat is je naam?’
De psychologiedocent reageerde niet. De therapeut vroeg het nog eens. Toen klonk het, luid en duidelijk: ‘Winnetouw.’
Touw, zo sprak hij het uit. Als een kind dat de naam voor het eerst in een boek leest en niet weet hoe je hem uitspreekt.
De regressietherapeut haalde hem terug naar het heden. De docent opende zijn ogen en keek glazig om zich heen, naar ons, zijn studenten. Ik meende iets van trots in zijn blik te zien. Niemand zei iets.