maandag 8 september 2014

Emmer

Het was nog voor negenen, maar iedereen in het kantoortje was al enorm wakker. Iedereen behalve ik. Ik was dan ook niet van hier. Iemand hielp me met kopiëren, een ander haalde koffie voor me. Ze waren allemaal enorm aardig. Wakker en aardig. Collega’s bleven binnenvallen, een vrolijk goeiemorgen de ruimte in slingerend. Toen verscheen er iemand die lachend riep: ‘Bedankt voor het nomineren, hè?’ Hij had het tegen degene die me hielp kopiëren. ‘Ik kwam thuis gisteravond, en toen las ik dat ik was getagt. Haha!’
Iedereen in de ruimte lachte, ik ook. Ik was ver weg van mijn vertrouwde omgeving, gewoon meedoen leek me het beste.
‘Ik ben zelfs al voor de tweede keer genomineerd,’ zei iemand die half schuil ging achter een kantoorpalm. Alle hoofden draaiden zich bewonderend in haar richting.
‘Volgens mij is iedereen nu wel aan de beurt geweest, of niet?’ zei iemand anders.
Ik keek naar het kopieerapparaat dat mijn kopieën uitbraakte. Het was het langzaamste kopieerapparaat dat ik ooit had gezien.
Straks zou iemand me vragen wanneer ik het had gedaan, en hoe. Had ik zelf de emmer over mijn hoofd omgekeerd, of had ik het laten doen? Ze zouden me zo nomineren, dat wist ik zeker. Als ze hoorden dat ik nog niet had meegedaan, zouden ze alle zes onmiddellijk mijn naam noemen. Ze gunden het me, ik zag het aan ze.