zondag 31 augustus 2014

Natuur

Het groen is weelderig en de bloemen geuren zwaar. Er zijn oude vrienden, nieuwe gelieven en onbekenden, en als het begint te regenen kruipen we met z'n allen in het tuinhuisje. Iemand speelt gitaar, een ander zingt. Er zijn twee lieve brave honden met zachte ogen.
Als de regen stopt en de zon weer schijnt ga ik met vriendin S. naar buiten om tomaten te plukken voor het avondeten. Opeens verstijft ze, en gilt: ‘Die hond!’
‘Wat!’ gil ik geschrokken, ‘wat dan!’
Ze slaat haar hand voor haar mond. ‘Néé! Die hond!’
Ik draai me snel om, om het niet te hoeven zien, en gil: ‘Wat! Wat dan!’
Even staan we tegen elkaar in te gillen. Dan holt ze het huisje binnen, en ik hol achter haar aan.
Ze zegt: ‘De hond heeft een konijn gevangen. Een jonkie. Hij leeft nog.’
‘Godver,’ zegt de vrouw van de hond, ‘godver.’ Ze loopt naar het aanrecht, pakt een groot vleesmes en gaat naar buiten.
We horen een klap en dan het geluid van versplinterende botten.
Niemand zegt wat. We kijken naar elkaar om niet naar dáár te hoeven kijken.
De vrouw komt weer binnen, ze houdt het mes voor zich uit. Er kleven grijze haren aan. Als ze de kraan opendraait huilt ze even. ‘Ik vind dit zo verschrikkelijk.’
Niemand zegt iets. Zwijgend kijken we toe hoe ze het mes schoon wast.
‘Dat is de natuur,’ mompelt iemand, en de rest knikt, ja, de natuur.