zondag 29 juni 2014

Drijfveer

‘Hoeveel boeken heb jij geschreven?’ vroeg ik de vrouw, terwijl ik een bitterbal door de mosterd haalde.
Ze dacht even na. ‘Een stuk of dertig. Maar ik schrijf er twee per jaar, hoor,’ zei ze snel.
Zij schreef jeugdboeken, net als de vrouw naast haar. Ik kende hen niet, zij kenden mij niet, schrijvers van jeugdliteratuur en schrijvers van volwassenenliteratuur leven in strikt gescheiden werelden.
We hadden het over de overeenkomsten, en toen over de verschillen. Twee boeken per jaar versus één boek per vier jaar bleek niet het grootste verschil. Het grootste verschil was geld. Zij konden ervan leven.
‘Wauw,’ zei ik, en toen nog eens: ‘Wauw.’
Voor het eerst dacht ik aan de mogelijkheid om kinderboekenschrijfster te worden.
‘Welke onderwerpen lopen nou goed?’ vroeg ik.
‘Seks,’ zei de een. Maar het was een grapje, al had ik dat te laat door.
Jeugdthrillers, die liepen goed.
‘Ik hou niet van thrillers,’ zei ik. Toen schoot me nog iets iets te binnen. ‘Je moet zeker ook wel heel erg van kinderen houden?’
Ja, dat hielp wel.
Ik nam nog een bitterbal en dacht terug aan de tijd dat ik interviews over seks maakte voor een mannenblad. Het betaalde goed en het ging me gemakkelijk af, maar na een stuk of twintig interviews begon ik mezelf te haten. Hetzelfde gebeurde toen ik mijn geld verdiende met het vertalen van Bouquetreeksromans, en met het schrijven van scripts voor een dagelijkse soap.
Als ik proza schrijf haat ik regelmatig wat ik maak, maar nooit mezelf.
Opeens leek het voorkomen van zelfhaat me de enige juiste drijfveer.