woensdag 2 oktober 2013

Mes

‘Ze wachten op versterking,’ zegt de muzikant, ‘ze durven niet met z’n tweeën naar binnen.’ We staan op zijn balkon, ik op blote voeten, in een haastig aangetrokken joggingbroek. Ik stond onder de douche toen hij belde. Beneden op straat staan twee politieagenten.
‘Ze konden het niet vinden, het staat niet in hun TomTom.’
Ik heb net het hele verhaal aangehoord, in flarden, zoals het gaat met dit soort verhalen, je moet het zelf in de juiste volgorde zetten. Ik lachte, geloof ik. Tot het woord mes viel.
De agenten beneden staan met het slachtoffer te praten. Ik buig over de balkonrand en knijp mijn ogen tot spleetjes.
‘Is dat buurvrouw L?’
De muzikant kent buurvrouw L. alleen uit mijn verhalen. Buurvrouw L. was de eerste die ik hier leerde kennen. We nemen ons nu al maanden voor een keer thee bij de ander te gaan drinken, maar tot nu toe is het bij sms’jes en Facebookberichten gebleven.
Hij beschrijft haar voor me.
‘Ja,’ zeg ik, ‘dat is haar.’
Ze was op weg naar de sportschool, weet hij. Toen kwam de gekkin achter haar aan. De gekkin woont in onze flat. Ze schreeuwt tegen onzichtbare vijanden. Hoer! Maar vanavond kreeg de vijand een gezicht. Het gezicht van buurvrouw L. Ze passeerden elkaar voor de deur, even raakten hun schouders elkaar. De gekkin knapte. Ze sloeg met haar vuisten op buurvrouw L. in, en trok toen een mes. Hoer!
Buurvrouw L. wist te ontkomen, maar haar fietsband werd aan flarden gesneden. Ze vertelt het later in het trappenhuis, waar we wachten tot de politie de gekkin heeft ingerekend. Die laat zich gedwee afvoeren. Buurvrouw L. gaat met de agenten mee naar het bureau. En dan is het weer stil in het gebouw.
Ik ga mijn woning binnen, zet thee, maar laat de tv uit staan. Ik stuur buurvrouw L. op het bureau een sms’je. Buiten klinken sirenes. Ik blijf doodstil zitten luisteren, maar ze rijden door – natuurlijk rijden ze door, ze kennen ons adres niet.
Ruim twee uur later (‘Het was druk op het bureau, iets met voetbal.’) staat buurvrouw L. voor mijn deur. Nog steeds met haar sporttas, en een acht pagina’s tellend proces verbaal bij zich. Belediging, mishandeling, poging tot doodslag, het staat er allemaal in.
Ik zet de waterkoker aan, pak kopjes uit de kast. Eindelijk drinken we samen thee.
‘Ik ben echt heel blij met mijn huis,’ zegt ze, ‘ik woon hier zo fijn.’
‘Ja,’ zeg ik, ‘ik ook.’