zaterdag 1 juni 2013

Reisverhaal

Voor het eerst sinds ik hier woon, in het nieuwe huis, in de nieuwbouwwijk die alleen nog maar een naam heeft en een handjevol bewoners, is er iets dicht bij mijn huis. Er zijn hier geen winkels, geen café’s, geen bioscopen, geen markt, geen terrasjes, er is niet eens een glasbak. Er is lucht, heel veel lucht, en verder vooral de belofte aan wat nog komen gaat.
Maar nu moet ik een workshop geven op twee minuten fietsen van mijn huis.
‘Waar is het?’ vroeg ik, toen ik werd gebeld. Ik kreeg het adres en een routebeschrijving, maar dat laatste hoefde niet, want ik zag de plek onmiddellijk voor me. Het hoge gebouw waar ik elke dag langs fietste. Op weg naar de supermarkt, op weg naar een afspraak. Op weg naar het leven.

Twee dagen geleden zat ik in een tram die een rondje om mijn oude huis maakte, als zo’n pretparktreintje. Eerst keek ik vanaf de ene kant de straat in, toen vanaf de andere kant, en hoewel het pas half tien in de ochtend was, waren de straten vol mensen. Ik zag mijn oude Albert Heijn, mijn oude glasbak, de toeristen en de bloemenmarkt en voelde opeens een steek door me heen gaan – huh, wat? Ja, een steek. Toch nog.

‘Het duurde zeker anderhalf jaar voordat ik gewend was,’ zegt de collega met wie ik na afloop van de workshops wat ga drinken. Zij woont langs de andere stadsgrens. ‘Nu denk ik: wat doen al die mensen hier? Waarom zou je in die drukte willen zijn?’
Ik kijk om me heen. Alle tafeltjes in het café zijn bezet. Buiten op het terras, in de laagstaande zon zitten mensen bier te drinken en bitterballen te eten. Sommigen hebben hun jas nog uit.
‘Ik zit maar op vier hoog,’ zeg ik. ‘Je kunt er in elk geval de mensen op de grond nog zien. Ze zijn nog herkenbaar als mensen.’

Op de fiets terug naar huis kom ik weer langs het hoge gebouw. Ik gaf een workshop reisverhalen schrijven. Een van de deelnemers vroeg waarin een reisverhaal verschilt van een gewoon verhaal.
‘Nergens in eigenlijk,’ zei ik. ‘Een reisverhaal speelt zich af op een vreemde locatie. Maar die locatie kan ook je eigen huis zijn.’ En ik haalde Xavier de Maistre aan, die een boek schreef over de reis die hij maakte door zijn eigen kamer.
Maar dat was in de achttiende eeuw.
Ik denk aan mijn glasvezelinternet en mijn digitale televisie met de 222 zenders en aan de twaalf flessen Hema-wijn waarvan ik er maar tien had hoeven betalen. Ik denk aan de stilte en al die lucht.
Anderhalf jaar.