donderdag 7 maart 2013

Frietsteeg

Net toen ik het niet meer verwachtte, sloeg de nostalgie toe. De zon begon te schijnen in de Frietsteeg. Sommige mensen denken dat de zon hier nooit doordringt, maar dat is niet waar. Op bepaalde momenten verlicht hij opeens een paar fietsen of laat hij de natte straat schitteren. Zomers dringt hij door alle zes mijn ramen. Ontsnappen is dan niet mogelijk.
Andere mensen denken dat ik last heb van een frietlucht. Daar kan ik duidelijk over zijn: er is geen frietlucht. Hoewel de mannen die de afgelopen maanden de etage boven mij renoveerden, vertelden dat toen ze de wanden eruit sloopten er een doordringende patatlucht opsteeg. Alsof die zich had verstopt tussen de muren, net als de muizen.
Ook die begin ik al te missen. In mijn nieuwe huis zitten vast geen muizen. Daar is het te nieuw, te goed geïsoleerd voor. Ik vraag me af hoe de poes dat gaat vinden. Die vangt er nu regelmatig een, en speelt er dan een poosje mee, uitzinnig van vreugde. Daarna vreet ze hem op. Of ze trekt alleen de ingewandjes eruit en laat de rest voor mij liggen. Hoe vertel ik haar dat ze nooit meer een muis zal vangen?
Ik heb één buur verteld dat ik wegging. Het was een inkoppertje. Ik kwam hem tegen op straat, hij zei: ‘Hee buurvrouw’ en ik zei: ‘Niet lang meer.’
De andere buren heb ik nog niks verteld. Iedereen kent elkaar in de Frietsteeg. Weggaan of thuiskomen is niet mogelijk zonder een praatje te maken met een van de buren. Aan het begin van de dag klinken buiten de stemmen van de frietbakker, de kroegbaas, de sieradenverkoopster en de kleermaker die elkaar groeten. Iedereen weet wie ik ben. Het is hier onmogelijk om drie weken dood in je woning te liggen. Dat moet in mijn nieuwe huis nog maar blijken.