dinsdag 2 oktober 2012

Reis

We gingen op reis. Zoals in een reclame van vroeger, waarin een bemanningslid van een VOC-schip roept: ‘Mannen, we gaan naar de West!’
We gingen naar de West. De een vertrok van het eiland, de ander van over de grenzen en ik vanuit het centrum, dat altijd mijn vertrekpunt is. Twee van ons gingen lopen, ontmoetten elkaar halverwege en stapten toen toch maar op de tram omdat ze te laat dreigden te komen. Wat niet voorkwam dat ze alsnog te laat kwamen. De derde leek verdwaald. Ze was er als eerste, belde ons dat ze er was, maar toen we aankwamen was ze er niet en nam ze ook de telefoon niet meer op. Geen idee waar ze uit kon hangen. We kwamen er niet vaak, daar in de West.

Ik had de dag doorgebracht in Rotterdam, tijdens de bezetting, en mijn verblijf daar liep op zijn eind. Ik verlangde ernaar weer doelloos door mijn huis te kunnen lopen.
Ik moest denken aan Xavier de Maistre, die na twee jammerlijk mislukte verre reizen – een naar Amerika, met zelf gefabriceerde vleugels, de ander in een luchtballon die vlak na het opstijgen neerstortte – aan een reis begon door zijn slaapkamer. Hij reisde van zijn bed naar de bank, bewonderde de vormen en het uitzicht wat hij vanaf daar had op zijn bed. Het beviel zo goed dat hij nog een reis door zijn slaapkamer maakte, nu ’s nachts en helemaal tot aan zijn vensterbank.

Soms speel ik gids voor een denkbeeldige vreemdeling in mijn eigen buurt. Ik probeer de gebouwen, het verkeer en de mensen te zien door de ogen van een woestijnbewoner die nooit iets anders heeft gezien dan kamelen en nomadententen, ik leg de gebruiken uit. Of ik ga nog verder en denk aan buitenaardse wezens, één in het bijzonder, een verkenner die thuis verslag uit moet brengen van wat hij op Aarde heeft gezien.

Ik zag ooit een scène uit een film van Luis Buñuel waarin eten en naar de wc gaan was omgedraaid. Mensen zaten gezellig naast elkaar in een grote ruimte te poepen, maar als ze iets wilden eten trokken ze zich terug in een kleine, afgesloten ruimte. Ik krijg die scène maar niet uit mijn hoofd.

Na het bezoek aan de West, waar ik heus wel vaker was geweest, vertrokken we naar een bierfabriek met boerderijkippetjes, en daarna naar een piepklein kermistheater waar verhalen werden verteld. Na afloop reisden we weer terug, de een naar het eiland, de ander over het water en ik naar straten waar ik dagelijks loop, waarbij me altijd een gevoel van weerzin overvalt. Een gevoel van verveling. Thuis begon ik vrijwel meteen aan een reis door de nacht. Maar met mijn ogen dicht, dus dat telt niet.