zaterdag 14 januari 2012

SMS

Gisteravond ging ik naar de bioscoop. Niet naar het filmhuis waar ik altijd heen ga, en ook niet naar het chique theater met de dikke tapijten, maar naar City, de bioscoop op het Leidseplein waar ik altijd met een grote boog omheen liep. De laatste keer dat ik er was werd de voorstelling verstoord door een groep kutjochies. Het is lang geleden, ik weet de details niet meer, ik herinner me alleen dat er maar één iemand in de zaal zat die ze op hun gedrag aansprak, en daar meteen spijt van kreeg. Zelf was ik de zaal uitgeslopen, met bonkend hart, om op de gang op zoek te gaan naar iemand die kon ingrijpen. Maar zo iemand was nergens te vinden. Het hele complex was uitgestorven, alsof het personeel massaal in staking was gegaan. Ik ging naar huis en de volgende dag schreef ik een brief. Maar ik denk niet dat de man die werd lastig gevallen daar nog veel aan heeft gehad.

Inmiddels is City verbouwd en heropend. En ook veranderd, bleek gisteravond. Er liep enorm veel personeel rond, vriendelijke jongens en meisjes die je ongevraagd de weg wezen, je attendeerden op de korting die je kreeg als je je kaartje bij de automaat kocht en je een heel, héél prettige voorstelling wensten.
Er was geen kutjochie te zien. Dat lag misschien ook aan de film, een relatiedrama van Polanski, met veel dialoog en weinig schieten.
Ook het publiek gedroeg zich filmhuizerig. Trok zich niks aan van de geplaceerde kaartjes, maar koos lekker zelf een stoel, en toen er onverhoopt toch iemand op de stoel wilde zitten die correspondeerde met het nummer op zijn kaartje, zei degene die zijn stoel bezette: ‘O sorry, ik zit hier illegaal.’ En toen riep de ander: ‘Waar is Gerd Leers als je hem nodig hebt?’
Zo’n sfeer dus.
Tegen de tijd dat het licht uitging was ik alweer vergeten dat ik in de roemruchte relbioscoop zat. Toen verscheen er een mededeling op het scherm:

Bij overlast sms CITY [overlast] met [rij] en [stoelnummer] naar…

Dat was ongeveer de tekst, ik heb hem niet letterlijk onthouden, en van het telefoonnummer wat erachter stond onthield ik niet eens één cijfer. Toch bleef de mededeling door mijn kop spoken. Zeker de eerste twintig minuten van de film werden erdoor in beslag genomen. Ik stelde me voor dat ik zou worden lastiggevallen, intussen koortsachtig mijn tas en jaszakken aftastend, op zoek naar het kaartje waar mijn rij- en stoelnummer op stond, waarna ik met trillende vingers, en in de hoop dat ik het 06-nummer goed had onthouden, op mijn telefoon zou intikken: HELP IK WORD IN ELKAAR GESLAGEN IK ZIT ERGENS IN HET MIDDEN IK GELOOF RIJ 6.
Als je wordt lastiggevallen maak je je niet meer druk om interpunctie, stel ik me zo voor. Sterker nog, je tikt waarschijnlijk alsof je leven ervan hangt, snel en zonder goed op te letten.
Ik probeerde het uit na afloop, thuis.
Dit is wat mijn telefoon ervan maakte:
HELFT IK WORD IN ELKE KAART GESLACHT IK ZIET ERGER IN HET MILJOEN IK GERBRAND RIJST6.

Dan is een brief schrijven misschien zo’n gek idee nog niet.