donderdag 5 mei 2011

Het rode weggetje

‘Mag ik het rode weggetje bij je doen?’ vroeg mijn broertje. We zaten samen op de achterbank.
Ik schatte in hoe lang we nog onderweg zouden zijn. ‘Goed,’ zei ik toen, ‘maar alleen als ik het ook bij jou mag doen.’
Hij dacht even na en ging akkoord.
‘Geef je arm,’ zei ik.
‘Nee, ik wil eerst.’ Mijn broertje drukte zijn arm tegen zijn borst en legde de andere arm er beschermend overheen.
‘Jij mag straks, ik ga eerst.’
‘Jij hebt het laatst al bij mij gedaan, nu ben ik.’
‘Wil je het rode weggetje doen of niet?’
Met tegenzin stak hij zijn arm uit en stroopte zijn mouw op.

Ik ging er eens goed voor zitten, plaatste twee vingers op zijn pols en zei plechtig: ‘Dit is het verhaal van het rode weggetje. Het weggetje was eerst niet rood, het was spierwit.’
Zacht streek ik over de binnenkant van zijn onderarm. Mijn broertje keek er ingespannen naar.
‘Maar er kwamen veel dieren overheen. Vogels hipten over het weggetje…’ Ik maakte met mijn vingers hippende bewegingen over zijn arm, ‘… en kippen. Hele groepen kippen, met kromme poten met lange kromme nagels eraan.’ Ik zette mijn nagels in de huid en maakte sprongetjes. ‘Maar ook een struisvogel. Waar die vandaan kwam..?’
Ik keek even op. Mijn broertje keek benauwd.
‘Toen kwam er ook nog een olifant overheen, een hele, grote, zware, lompe olifant.’ Ik maakte een vuist en stampte van de pols naar de elleboog en weer terug. ‘Maar die had daar niks te zoeken, dus moest weer terug.’
De arm begon vlekkerig rood te zien. Mijn broertje zijn gezicht ook, maar hij gaf geen krimp.
‘En toen kwam er een circusdompteur aan, met een leeuw die niet wilde. Hij moest over het weggetje worden getrokken, maar zette zich schrap met alle vier zijn klauwen.’ Ik drukte mijn nagels diep in mijn broertjes vel en trok ze over zijn arm.
Mijn broertje onderdrukte een piepje. ‘En dit was het verhaal van het rode weggetje,’ fluisterde hij.
‘Maar toen kwam er nog een neushoorn aan, hij schraapte met zijn hoeven over het weggetje.’ Het pad zag nu knalrood.
En dit was – ‘ zei mijn broertje zacht maar dwingend.
‘En dit was het verhaal van het rode weggetje,’
Ik liet de arm los. Mijn broertje drukte hem tegen zijn borst. ‘Nu ik,’ zei hij.
Ik wierp een blik naar buiten. ‘Jammer, geen tijd meer. We zijn er bijna.’