dinsdag 5 april 2011

Groupon

‘Ik heb geen puf om te koken vanavond,’ zei mijn vriendin, ‘laten we ergens gaan eten. Lekker relaxed.'
‘Ik heb een Groupon-bon voor een Ethiopiër,’ zei ik, ‘als we die gebruiken is het gratis.’
‘Nog relaxter,’ zei mijn vriendin.

Ik belde de Ethiopiër en zei dat ik wilde reserveren voor twee personen.
‘Met een Groupon-bon?’ vroeg de man die opnam.
‘Eh, ja,’ zei ik. Hoe wist hij dat? De Ethiopiër stond bekend als de beste van de stad, het leek me stug dat er alleen mensen met Groupon-bonnen kwamen.
‘Dat kan alleen nog tussen vijf en zes,’ zei de man.
‘Tussen vijf en zes,’ zei ik.
‘Ja.’
Ik wilde net zeggen dat het dan overging toen hij zei: ‘Maar misschien komt die man niet opdagen. Dan kunnen jullie wel komen.’ Hij zei niet wie ‘die man’ was.

We spraken af dat hij zou bellen als er een tafeltje vrijkwam. Als hij om drie uur nog niet had gebeld had hij geen plek voor ons, dan was ‘die man’ wel gekomen.
Het was kwart over 12. Ik bleef een beetje krampachtig in de buurt van de telefoon rondhangen, en toen ik ging douchen legde ik de telefoon op de wastafel. Maar hij belde niet terug.

Ik belde mijn vriendin om haar te vertellen dat we die avond ergens anders moesten afspreken. Ze nam haar telefoon niet op en ik sprak in. Ze belde niet terug. Ik belde haar vaste nummer. Er werd niet opgenomen en de voicemail stond uit. Ik keek naar buiten. Het regende keihard. De Ethiopiër lag heel erg uit de buurt, voor mij en voor haar. Ik probeer haar nog een paar keer te bellen, maar kreeg haar niet te pakken. Er zat niks anders op dan alsnog naar het restaurant te gaan, dan moesten we vanaf daar maar op zoek naar een ander restaurant.

De Ethiopiër zat in een lange straat op nummer 47, volgens de Groupon-bon die ik nu niet meer kon gebruiken, maar toch maar in mijn tas had gestopt – en gelukkig maar, anders had ik het nummer niet geweten. Ik stapte uit de tram en zag dat ik me ergens halverwege de 200 bevond. Ik liep terug naar het begin van de straat. Toen stond ik voor nummer 53. Nummer 47 zat aan de andere kant van de stoplichten en zag eruit als een woonhuis. Een donker woonhuis. Ik keek om me heen, maar zag niks dat op een restaurant leek. Het was donker en de straat was vrijwel uitgestorven. De wind trok aan mijn paraplu, wierp een handvol regen in mijn gezicht. Ik dook een portiek in en belde mijn vriendin. Ditmaal nam ze op.
‘Waar zit je!’ schreeuwde ik, boven de wind en de regen uit.
‘Hier!’ schreeuwde ze terug. ‘In die tent!'
‘Maar we hebben geen reservering!’ schreeuwde ik. Een fietser in een regenpak keek om.
‘Nee, maar ik mag gewoon blijven zitten van ze!’
‘Oké, ik kom eraan!’ Ik vroeg haar op welk nummer het zat. Dat wist ze niet. ‘Het is een heel grote zaak, bij die kruising.’ Toen viel de verbinding weg.
De kruising was in de buurt van nummer 200, aan het andere eind van de straat. Ik draaide me om en begon weer te lopen. Mijn paraplu klapte binnenstebuiten, mijn haar werd nat, mijn voeten waren al nat. Eindelijk zag ik een uithangbord met de naam van het restaurant.
‘Ik ben op zoek naar mijn vriendin,’ zei ik tegen de man die me ontving.
De man keek de zaak rond alsof hij wilde zeggen: kies maar iemand uit. Maar mijn vriendin zat er niet tussen. Ook zou ik de zaak niet snel omschrijven als ‘heel groot’. Voor de zekerheid checkte ik nogmaals de naam op het uithangbord. Ja, het klopte.
Ik liep weer naar buiten en probeerde nog een keer mijn vriendin te bellen. Voicemail. Ik verbrak de verbinding en keek achterom, de donkere straat in die glom van de regen. Ergens in deze straat moest ze zich bevinden, maar waar?
En net toen ik het op wilde geven, zag ik dat er aan de overkant van de straat nóg een Ethiopisch restaurant zat. Een heel grote zaak.
‘Heeft u een reservering?’ vroeg de lachende neger die me binnenliet. Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik zoek mijn vriendin,’ fluisterde ik, opeens uitgeput.
De man pakte mijn hand en trok me mee, naar een nis achter een gordijn waar een koloniaal aandoende discohoek schuilging. In een hoekje bij het raam zat moederziel alleen mijn vriendin.
‘Je zit in de verkeerde tent,’ siste ik.
Ze kwam meteen overeind. ‘O gelukkig,’ zei ze, ‘het is hier heel raar.’

We struikelden naar buiten, de regen weer in, en vonden een Marokkaans restaurant dat best duur was en waarvoor ik geen Groupon-bon had. Maar dat maakte allemaal niet meer uit. We bestelden een grote fles wijn en tegen de tijd dat die op was waren we eindelijk zo relaxed als we voor ons hadden gezien.