dinsdag 1 februari 2011

25 januari

Ik zit al een week lang aan de tv gekluisterd. Net als bij 9-11 en toen de Golfoorlog begon. Het enige verschil is dat mijn tv nu een PC is en dat CNN is vervangen door Al Jazeera.
Nee, dat is niet het enige verschil. Het andere verschil is dat ik nu het gevoel heb dat het over míj gaat. Niet over mij persoonlijk, maar over een plek die me dierbaar is – hoewel ik Caïro, als stad, haat. Ironisch genoeg vindt het protest plaats op de enige plek in Caïro die ik niet haat, het Tahrirplein, waar het Egyptisch Museum staat en waar je de bus neemt naar Gizeh en zijn piramides.
Ik betrap me op een verlangen erbij te willen zijn. Om er deel van uit te maken. Wat nogal een vreemde gedachte is voor iemand die al in paniek raakt bij het zien van een groepje anti-bontactivisten op de Dam. Dus kijk ik tv. Ik zie het plein vol en nog voller lopen, ik zie de tanks, de demonstranten, en de opzichtige roze klont die het Egyptisch Museum is. Ik raak gewend aan de opgewonden stemmen die op El Jazeera telefonisch verslag uitbrengen. Als de verbinding hapert en het geluid even wegvalt, valt me pas op hoe stil het om me heen is. Ik ben anxious. Daar is geen goeie term voor in het Nederlands. Het zit tussen angstig en gespannen in. Ik zit constant met kippenvel op mijn armen en een brok in mijn keel. Zoveel moed, zoveel hoop. Wanneer was ik op het laatst zo hoopvol? Maar tegelijkertijd hou ik mijn hart vast. Ik slaap onrustig en als iemand me belt, kan ik alleen maar schreeuwend antwoorden.
Ik ken niemand in Caïro en Alexandrië, dus daar hoef ik me geen zorgen om te maken, en in Luxor, waar ik wel mensen ken, blijft het rustig. In Luxor-stad zijn wat protesten en op de westelijke oever hebben de bewoners zich georganiseerd om de oudheden te beschermen, want de politie is verdwenen. Althans, dat verneem ik via een daar woonachtige Engelse dame die elke dag drie minuten belt met iemand in Engeland, die het telefoongesprek vervolgens als een filmpje op YouTube post. Het heeft me twee dagen googelen gekost om het te vinden.

Op Facebook word ik lid van elke groep die het protest steunt, inclusief de pagina’s die geheel in het Arabisch zijn opgesteld en die ik dus niet kan lezen. Ik verbaas me over andere Facebook-gebruikers die gewoon doorgaan met het posten van updates over de Fashion Week en andere triviale zaken. Zelfs mijn boek, dat eindelijk in productie gaat, kan me even niet boeien. Ik raak gehecht aan het klikkende geluid waarmee de stream van NRC live wordt ververst en durf nauwelijks naar de wc uit angst iets te missen. Ik kijk zelfs niet naar Masterchef Australia.
‘Werk je eigenlijk wel?’ vraagt een vriend.
‘Ik ben solidair aan Egypte,’ zeg ik, ‘daar heeft ook iedereen het werk neergelegd.’
Dat is niet zo, maar ik weet dat ik hem alles wijs kan maken, want niemand is zo goed op de hoogte als ik.

En zo doe ik mee aan de revolutie, op pantoffels en met een bak chips op schoot.